Jade en ivoor

Chinese hebzucht komt slecht in het nieuws. Ivoor, jade; de westerse wereld en dus wij malen er niet om, maar de Chinezen zijn er gek op. Ook de hoorn van de neushoorn. Weliswaar geen hebzucht, maar een waardevol ingrediënt in Chinese medicijnen. Plaatjes van doodgeschoten neushoorns en olifanten met afgezaagde hoorn of slagtanden gaan de wereld over. Samen met een wijzend vingertje: Zij hebben het gedaan! Ik vind dat zo moeilijk! Vandaag een artikeltje over de jade-industrie in Birma. Het lijkt allemaal mensonterend. Jonge mannen doen dag en nacht zware arbeid om de bollen jade uit de grond te halen.

Mijn vriend Chi woonde alleen in een woning in de Vrolikstraat. We waren toen vijftien jaar. Echt jong nog. Ik woonde gewoon thuis, maar hij had het rijk alleen. Het huis was van zijn ouders die een restaurant in het zuiden van het land hadden. Ze hielden het huis aan omdat Chi’s ouders graag een adres in Amsterdam hadden en omdat Chi met geweld dreigde als hij naar dat ‘gat’ moest verhuizen. Chi was hun prinsje, dus stemden ze toe. En zo bracht ik dagen en avonden door bij mijn vriend die immer het rijk alleen had.

Chi’s ouders gingen regelmatig naar Hong Kong en als ze terugkwamen namen ze cadeautjes voor hun kinderen mee (ze lijken mij wel!!!!). Soms een fototoestel of andere luxe artikelen die daar veel goedkoper waren maar vaak ook jade of ivoor. Ik heb de meest kunstige voorwerpen zien langskomen. Prachtig licht en donker groen jade of gelig wit ivoor.

Chi was over het algemeen een compleet geïntegreerde jongen; we lazen in die tijd het werk van Couperus en bespraken dat tot in de kleine uurtjes. Kan je nog beter ingeburgerd zijn dan als je houdt van de ‘Boeken der kleine zielen’ of ‘Eline Vere’? Zeg nou zelf. Maar als hij de gesneden voorwerpen liet zien, dan zag je hem blinken van trots. Trots omdat hij Chinees was en dat deze voorwerpen gemaakt waren door Chinezen. Gewone handwerkslieden zonder kapsones. En die voorwerpen waren ook heel mooi.

Ik kan me een jade bol herinneren die bestond uit vier in elkaar zittende bollen. In de ene bol zat een andere bol en in die bol zat weer een andere bol en daarin weer één. Jade uit één stuk. Een raadsel hoe ze het voor elkaar hadden gekregen. De bollen waren stuk voor stuk met fraaie motiefjes gesneden. Heel bijzonder. Chi was er zo trots op! Ook het gesneden ivoor was een kunstwerk op zich. Ik kan me niet meer herinneren hoe het eruit zag, maar wel dat ik het vol bewondering zat te bekijken.

Oké…wij dachten niet na over hoe dat jade gedolven was. Oké…we dachten niet na over hoe dat ivoor ‘geoogst’ was. We waren heel erg begaan met de wereld, heus! Maar we hebben niet nagedacht over die kunstvoorwerpen. We hebben ze gewoon bewonderd. Als ik er een had gekregen, wat niet zo is, dan had ik dat met trots bewaard, denk ik.