Son of Saul

Vandaag in de Volkskrant een recensie en een achtergrondartikel over de film ‘Son of Saul’. Een Hongaarse film van Lásló Nemes. De film neemt ons twee dagen mee naar Birkenau. We kijken door de ogen van iemand die lid is van het Sondercommando: Twee dagen in de krochten van de hel. Dat brengt me in allerlei dilemma’s, zo’n film. Het maakt me onrustig en ik weet niet wat ik ermee moet. Eerste vraag: Moet ik hem gaan zien?

Ik ben opgegroeid met de holocaust. Dat woord kende wij niet; daarom noemden wij het anders; wij hadden het over het concentratiekamp dat oma overleefd had. Bij oma zwegen we over het kamp anders zouden we haar er maar weer aan herinneren; dat ze het meegemaakt had was al erg genoeg.

Wat we toen niet begrepen was dat oma altijd aan Auschwitz dacht. Dat het haar maat der dingen was. Dat ze daarom niet deed aan dodenherdenking; ze dacht eigenlijk altijd aan de doden.

Vlak voordat oma in de war raakte en overleed heb ik eindeloos met haar gesproken over alles wat er gebeurd was. Wat mij toen opviel was dat ze best wilde vertellen wat haar overkwam vanaf het moment dat ze gevangen gezet was in de gevangenis van het Kleine Gartmanplantsoen, maar dat dat nou juist niet was wat haar bezighield. Zij was bezig met de periode die aan haar arrestatie vooraf was gegaan.

Ze probeerde de herinnering levend te houden aan hoe ze allemaal rond de tafel zaten in dat veel te kleine huis in de Vrolikstraat. Haar vader die zoveel humor had en die een would be zakenman was, maar er niets van terecht bracht. Over haar moeder die het leven ondanks de armoede zo aangenaam en gezellig maakte. Haar broer die doof was, d’r kleine zusje die zo van zwemmen hield en behept was met een goed stel hersens. Over haar tantes en d’r ooms wilde ze vertellen. Haar strenge grootvader met de gekrulde snor en zijn stinksigaren. Over de sinterklaasavonden waar haar ongetrouwde oom voor Zwarte Piet speelde. Hoe ze in hun broek piesten van het lachen en hoe verschrikkelijk fijn ze het met z’n allen hadden.

Hele verhalen vertelde ze me over de AJC. Ze was er zo enthousiast bij betrokken. Het feit dat ze Joods was, speelde geen rol van betekenis. Dat ze strijd voerde voor de verbetering van het lot van de arbeiders. Hoe ze verliefd werd op Heiman. Dat ze samen voorop liepen in de strijd. Dat het zo verschrikkelijk fijn was om er met zijn allen te zijn. Gewoon te zijn. En ze vertelde hoe ze een strijd moest voeren om te kunnen trouwen met Heiman. Dat ze zo ongegeneerd gelukkig waren, ondanks de voelbare dreiging, toen mijn moeder geboren werd. Hoe Heiman een dagboek bij hield over elk babywindje dat mijn moeder liet. En dan liep mijn oma naar de slaapkamer en viste ze het dagboekje op. Dat dagboekje had de oorlog overleefd. En dan biggelde er een traan over haar wangen als ze me het dagboekje liet zien. De oorlog en ellende die ze in Auschwitz doormaakte viel in het niets bij wat ze verloor; nagenoeg iedereen die wat voor haar betekende. Dat raakte ze kwijt.

Son of Saul…Moet ik deze film gaan zien? Brengt deze film ons dichter bij wat er destijds gebeurd is?