Ik was 15 en had een heftig maar onopgemerkt oogje op klasgenoot E. ‘Blij’ was niet het goede woord toen ik op haar feestje werd uitgenodigd; ik was in de wolken; ik werd gezien; door haar! Dat feestje was anders dan de feestjes waar ik tot dan toe geweest was. In plaats van dansen en schuifelen en zo’n beetje langs elkaar heen ‘iets’ doen, zat hier iedereen op kussens op de grond. Zware muziek (“This is the end, my only friend…the end”, zongen The Doors) gaf de atmosfeer iets cools iets…hippie-achtigs. Loom werden joints doorgegeven en hoewel ik al een stevige roker was, was dit fenomeen helemaal nieuw voor me. Ik vond het helemaal ‘te gek’ toen de joint waaraan zeker een dozijn anderen hadden gelurkt aan mij werd doorgegeven en ik nam er een stevige hijs van. Met het aangeboden bier (NIX18 moest nog uitgevonden worden) spoelde ik de weeïge smaak weg en al spoedig was ik behoorlijk beneveld. Ik lag/zat als aspirant-hippie tussen de echte hippies want klasgenoot E. d’r vrienden en vriendinnen waren allemaal stukken ouder dan ik. Tegen zonsopkomst vond ik het wel welletjes en nam afscheid van mijn nieuwe blowvrienden…en E. Ze had me dan wel gezien, maar dat betekende voor haar niet veel, begreep ik; ze had deze nacht voornamelijk anderen gezien.
Tegen zonsopkomst stapte ik wankel op mijn fiets en zette koers naar het Amstelstation waarnaast mijn ouderlijke huis stond. Halverwege, op de Reinier Vinkeleskade, zag ik een groepje jongens. Wat ouder dan ik en wat groter. Onbevreesd zag ik dat ze weliswaar op de weg liepen maar dat er nog genoeg ruimte voor me was om ze te passeren. Wat ik dan ook probeerde. Maar dat zinde hen niet. Ik werd tegengehouden. Met mijn fiets tussen mijn benen werd ik het middelpunt van een groep opgeschoten jongens. Ze stompten me in mijn buik, trokken aan mijn fiets en maakten denigrerende opmerkingen over mijn bril en beweerden dat mijn vader ‘er niets van kon’ want anders was er nooit zo’n lelijkerd uitgekomen als ik volgens hun was. Wonder boven wonder lukte het me om toch op mijn fiets te krabbelen en te ontsnappen. Pas toen het groepje uit zicht was, begon ik over mijn hele lijf te trillen en probeerde ik mijn tranen te bedwingen van de doorstane angst (wat ook lukte, trouwens). Die nacht sliep ik niet, maar was alleen maar bang en beleefde steeds opnieuw wat me overkomen was en bedacht steeds weer hoe ik dat had kunnen voorkomen.
Sinds die dag was ’s nachts op de fiets angst mijn deel. Stille straten werden vermeden en als het niet anders kon, dan fietste ik door zo’n stil straatje met alle radars en antennes op scherp…de nacht was mij tijdens mijn pubertijd voor een deel ontnomen…
Vrouwen eisen vandaag de nacht op. Vrouwen lijken kwetsbaarder en daders blijken doorgaans mannen. Toch zijn de meeste mannen geen daders maar voelen zich toch aangesproken terwijl de echte daders hun achterste afvegen met zo’n vrouwen-eis. De wereld is volkomen onrechtvaardig maar hoe verander je die?
NB: Helaas lopen er ook volkomen gestoorde mannen rond die vrouwen die ze niet kennen verkrachten en vermoorden. Die hou je al helemaal niet tegen door een eis van veiligheid. Daar helpt slechts het justitiële apparaat…als het eigenlijk al te laat is.