Zeearend

Er cirkelde al een tijdje een stel buizerds boven de tuin waar vroeger mijn schoonouders een tuinbouwbedrijf hadden en waar ze tot aan hun dood woonde. Mooie vogels. Vogels waar ik vroeger erg van hield. Het woord roofvogel had een speciale klank, voor mij. Het had iets gevaarlijks maar ook iets statigs. Een vogel die hoog in de lucht rondcirkelde en dan beneden op de grond een prooi zag. En dan, plotsklaps uit de lucht viel en de prooi doodde. Van prooidieren had je er veel, van roofdieren maar weinig. Als we zo’n vogel zo majestueus door de lucht zagen glijden, dan werden we stil en wezen we elkaar het beest aan. Boven de tuin van mijn schoonouders cirkelden buizerds. En op een kwade dag namen de buizerds een kippetje. Slechts wat veren vond mijn schoonmoeder terug van haar kampioen legkip. Dat was treurig.

Kan gebeuren, dacht mijn schoonmoeder, want ze gunde de buizerds ook best een hapje. Maar de buizerds hadden bloed geproefd. Makkelijk bloed. Kippenbloed. Enkele dagen later zag ze dat de buizerd op een zojuist, vers, door hem zelf geslachte kip zitten. Met veel misbaar jaagde mijn schoonmoeder de buizerd weg. De vriendelijke verhouding tussen roofvogel en oude vrouw was weg. Eén kippetje is oké, maar alle kippetjes, dat gaat te ver. Daarom bouwde mijn zwager, in opdracht, een onderkomen voor de kippen waarin ze zich konden verschuilen.

Op een goede dag ging schoonmoeder de kippen voeren. Een tochtje dat ze, ondersteund door rollator, tweemaal daags ondernam. En wie trof ze aan in het onderkomen van de kippen…de buizerd! Hij was binnengekomen maar kon de uitgang niet vinden. En de buizerd was bang. Hij krijste. Buizerds krijsen als ze bang zijn. Want waar kon hij naartoe. Zo’n beest dacht alleen aan kippetjes en smullen. Niet hoe hij weer uit het kippenhok moest komen. Maar mijn schoonmoeder voelde op dat moment geen medelijden. Ze greep haar stok, die ze in geval van nood altijd in haar rollator had liggen en voelde een enorme woede in haar borst zwellen. ‘Ik zal dat rotbeest’, moet ze gedacht hebben. ‘Mijn kippen jatten! Ellendeling’, moet ze gevloekt hebben. En ondersteund door haar rollator en met haar stok geheven liep ze richting buizerd. Maar de buizerd was zó bang. Volgens mijn schoonmoeder zag ze bijna tranen in ’s roofvogels ooghoeken wellen. En dat kon ze niet aanzien. Ze opende het hok en liet de buizerd vrij…

Ik moest erg denken aan deze scene toen ik in de Volkskrant gisteren een foto zag van een neergeschoten zeearend. Wat waren we trots op het feit dat zeearenden weer in ons land broedde. De grootste roofvogel van ons land. Een gemiddelde spanwijdte van boven de twee meter. De overtreffende trap van majestueus. Als het beest boven de velden zweefden dan kreeg je het gevoel van een keizer die zijn rijk overzag.

Waarschijnlijk viel ook deze roofvogel op makkelijke prooidieren die daar niet voor bedoeld waren. Zo was het denkelijk allemaal misgegaan. Ik kan me voorstellen dat hij tamme eenden, ganzen, kippen of misschien wel een lammetje gepakt had. Mensen houden niet van concurrentie van zeearenden. En niet iedereen is zo vergevingsgezind als mijn schoonmoeder. Nee, dit mens gaf de rover zijn verdiende loon en schoot hem dood. Wellicht wist de schutter niet dat het hier om een vogel ging waarop we ze trots waren. Maar zo gaat dat soms.