Het Naardermeer

Bij ons in de familie had het Naardermeer mythische proporties aangenomen. Het was de plek waar de nietsontziende vernietiging van de natuur ten behoeve van economisch gewin voor even tot staan was gebracht. Het Naardermeer was een juweel in een tot steenwoestijn veranderd landschap. De held van het Naardermeer was Jac. P. Thijsse. Een pionier op het gebied van natuurbescherming. Hij had Natuurmonumenten opgericht en fondsen geworven om daarmee het Naardermeer aan te kopen. Sindsdien ligt het Naardermeer als een oase ten zuidoosten van Amsterdam te zijn wat het is; een uniek natuurgebied, doorsneden door de drukke treinverbinding tussen Amsterdam en het Gooi.

Als jongen ben ik regelmatig in het Naardermeer geweest. Dan werden we rondgevaren door de boswachter. Die vertelde wat we aan dieren zagen, welke vogels er floten of welke planten er groeiden. Ik genoot vooral van het stille varen met de boot. De moerasgassen die de boot liet vrijkomen uit de rottende plantenmassa in het water roken naar stront, maar ook naar natuur. Ongerepte natuur. En dan legde de boot aan en liepen we over het trilveen naar de uitkijkplaats. Vandaaruit konden we de kolonie aalscholvers bekijken. Om de kolonie te horen hoefde je geen moeite te doen want de beesten maakten een enorm kabaal.

In dat Naardermeer kon je de natuur niet haar gang laten gaan. Zonder ingrijpen van de mens zou het anders langzaam veranderen in een dicht bos. Dat wilde men niet omdat men de biotopen die er waren gevormd wilde behouden: Moeras met of zonder stukken bos en open water met riet. En vooral de stukken trilveen moesten niet dichtgroeien. Daarom werden er dagen georganiseerd waarop jeugdige vrijwilligers konden helpen het Naardermeer te beheren. Ik hielp graag mee. Geert Timmermans leerde ik daar kennen. Hij was een paar jaar ouder dan ik. Een boom van een kerel. Ik was meteen gek op hem. Ik bewonderde zijn ongekende spierkracht maar ook zijn karakter. Gewoon een hele fijne jongen, toen, met een aangenaam maar onvervalste Amsterdamse tongval. Ik deed altijd mijn uiterste best om met hem te kunnen samenwerken. Hij wist van elk beestje hoe het heette, maar ook van elke plant en vogel; toen al.

Geert Timmermans is stadsecoloog geworden in Amsterdam, en nu heeft hij een boek geschreven. In de Volkskrant van vandaag wordt aan de stadsecologen en hun boek aandacht besteed. Samen met de andere stadsecologen schreef hij ‘Het Amsterdamse beestenboek’. In de reportage maakt de journalist samen met Geert Timmermans een wandeling door een deel van de stad. En ik herken Geert. Zijn bevlogenheid. Hij heeft tapijttegels in stukjes stadsnatuur gelegd. Dat blijken plekken te zijn waar ringslangen graag op liggen. En hij vertelt over het vele water dat door Amsterdam stroomt en de enorme verscheidenheid en hoeveelheid vis. De natuur rukt op naar de stad. Een slechtvalk vindt een kantoorgebouw vergelijkbaar met een rots en bouwt daar zijn nest!

Aalscholvers en lepelaars waren destijds uniek in het Naardermeer. Nu zie ik op het in de krant bijgevoegde kaartje dat er inmiddels lepelaars in het Sloterpark zitten. En aalscholvers? Je ziet ze tegenwoordig overal. Op lantarenpalen naast de grote weg, in de Amsterdamse grachten…overal.

Ik heb het gevoel dat onze werkdagen in het Naardermeer bijgedragen hebben aan het succes van de natuur in Amsterdam. Leuk dat Geert Timmermans en zijn collega’s daar verslag van doen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *