Solidariteit

Wouter Bos schrijft vandaag, als zo vaak, een zeer interessante column in de Volkskrant. Naar aanleiding van een interview met Halbe Zijlstra beschrijft hij zijn visie op het versoberen van de voorzieningen voor vluchtelingen. De kern van de discussie gaat in vele visies over de grenzen van de solidariteit; in hoeverre zijn wij bereid mee te betalen aan het welzijn van een ander en hoe verhoudt zich dat tot datgene wat we terugkrijgen? En…als iemand ons nog niets gegeven heeft waarbij het erop lijkt dat hij ons ook in de toekomst niets gaat geven, hoe solidair moeten we dan met zo iemand zijn. En…als je solidair bent met mensen, met wie ben je dan niet solidair; wie sluit je in en wie sluit je uit. Een moeilijke discussie over fundamentele vragen die steeds weer terug komt.

Op dit moment, met de enorme instroom van vluchtelingen, zoekt de regering ook naar een antwoord op bovengenoemde vragen. Een grote stroom mensen komt naar ons land. We hebben de regel dat iedereen die legaal in ons land verblijft, dezelfde rechten heeft. Kunnen we deze regel handhaven onder de huidige omstandigheden? Die regel vraagt een grote mate van solidariteit met mensen die geen enkele bijdrage hebben geleverd aan onze maatschappij. Ze zijn weliswaar legaal hier, maar gaan wel terug als de situatie in het land van herkomst weer normaal en veilig is. We gaan er voor deze groep vluchtelingen van uit dat hun verblijf maar tijdelijk is. Daarmee is de kans dat we iets terug kunnen verwachten voor onze solidariteit aanzienlijk verkleind. Kunnen we dan, voor onszelf, verantwoorden dat we de regel, dat iedereen die legaal in ons land is, dezelfde rechten heeft, wijzigen? Ik voel weerstand in mezelf, alleen al omdat ik het helemaal niet zo’n slecht idee vind om verschil te maken tussen ‘ons’ en ‘hun’.

Gelijke monniken, gelijke kappen; dat staat op mijn geweten getatoeëerd. Maar ik zie ook dat de weerstand onder velen groeit. (Dat de weerstand ook bij mij groeit…) De weerstand om zomaar zoveel geld en sociale voorzieningen weg te geven aan mensen van buiten. Natuurlijk willen we ze helpen…

Ook dichtbij zie ik het. We hebben contact met Eritrese vluchtelingen. Ze zijn zo rond de dertig. Vijf jaar geleden kwamen ze naar Nederland. Langzamerhand beginnen ze nu het Nederlands zo goed te beheersen dat er wellicht kans is dat ze een baantje zouden kunnen krijgen. Achter de kassa of in de schoonmaakindustrie. Twee jaar geleden hebben ze een keurige sociale huurwoning toegewezen gekregen. Ik gun het hun van harte! Maar objectief gezien investeren we veel en krijgen we er heel weinig voor terug.

Maar… (een ‘maar’ viel natuurlijk te verwachten) Mijn zoon die even oud is, en al twaalf jaar op de wachtlijst staat. Nog nooit een uitkering heeft gehad, maar wel belasting betaalt etc. etc. Heeft nog steeds geen woning. Een huis kopen is voor hem geen optie dus is het al heel lang schipperen tussen thuis wonen, vrienden en familie en andere tijdelijke oplossingen… Zie je, dan kom ik dus ook al aan de grenzen van mijn solidariteit. Ik wil iedereen helpen, ik heb echt het hart op de goede plek, maar…

Jezus wat een egoïstische rechtse zak!