De referentiekaders van Piet Emmer en Sosha Duysker

Bestudeer je de geschiedenis, dan loop je voortdurend tegen jezelf aan. Tegen de ideeën die je hebt en je vooroordelen en je verwachtingen . Je krijgt gegevens over het verleden en je probeert ze in te passen in het referentiekader dat je al hebt over het onderwerp. Daar is moeilijk van af te stappen, merk ik. Op dit moment ben ik Dagboek uit Bergen-Belsen aan het lezen van Renata Laqueur. Bij Bergen-Belsen heb ik bepaalde ideeën over hoe het er daar aan toe ging. Ook hoe het er aan toe ging in alle andere concentratiekampen in de tweede wereldoorlog. Hoe joden behandeld werden als ze eenmaal gevangen genomen waren en in de kampen terecht kwamen. Ik merkte dat de eerste bladzijden niet strookten met mijn referentiekader; het was niet afschrikwekkend en verschrikkelijk genoeg. Ik merkte meteen bij mezelf de neiging om me af te vragen of het dagboek wel echt was. Wordt er in het dagboek niet een gunstiger beeld geschapen en zitten er niet vreemde krachten achter het dagboek? Dat moet de schrijfster ook gedacht hebben, want ze schrijft in de tekst verwijzingen naar hoe het er later aan toe ging, toen ook in Bergen-Belsen dood en verderf, honger en ziekten gingen overheersen. Gelukkig maar!

Ik denk dat de manier waarop ik om ga met historische gegevens een algemeen verschijnsel is; ik ben daar niet enig in. Velen zullen op de één of andere manier datgene vinden in de bronnen om referentiekader en de gegevens op één lijn te krijgen. We interpreteren de gegevens recht naar ons eigen referentiekader. In zijn boek De ‘Nederlandse Slavenhandel’ vertelt Piet Emmer dat slavenschepen er verschrikkelijk veel moeite voor moesten doen om hun slavenschepen vol te krijgen. Dat ze voor de Afrikaanse kust heen en weer voerden en slavenmarkt na slavenmarkt aandeden om maar slachtoffers te kunnen kopen. Dat maakte de onderneming verschrikkelijk duur en de winst die werd gemaakt op die handel kan gewoon niet groot geweest zijn. Emmer onderzoekt hoe lucratief de slavenhandel moet zijn geweest en komt op grond van de feiten tot zijn conclusie dat de handel niet winstgevend was en dus onbelangrijk voor de Nederlandse economie.

Sosha Duysker komt in haar documentaire ‘Opstand op de Neptunus’ op grond van bijna dezelfde gegevens tot een heel andere conclusie. Die conclusie is uiteindelijk net zo waar als de conclusie die Piet Emmer trok. In haar documentaire schetst Sosha Duysker het beeld van het slavenschip De Neptunus dat verschrikkelijk veel moeite heeft om voldoende slaven te kopen. De slaven die wel kunnen worden gekocht worden vervolgens in het verstikkende ruim opgesloten en zijn overgeleverd aan de wrede luimen van de bemanning. Zo zitten de slaven maanden op het schip onder erbarmelijke omstandigheden. Om een einde te maken aan de mensonterende toestand op het voor de kust van Afrika heen en weer varende schip, komen de slaven in opstand en verkiezen uiteindelijk de dood boven het leven door het schip met man en muis te laten vergaan. De slavenhandel was zo verschrikkelijk dat de slachtoffers de dood verkozen boven slavernij. De menselijke emotie en het leed is wat bij Sosha Duysker de boventoon voert. Dat Piet Emmer ook zegt dat slavernij volkomen verwerpelijk was, valt in het niet ten opzichte van zijn economische overwegingen. Misschien dat Piet Emmer zich daarom zoveel woede op z’n hals haalt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *