De calorie-index

Eén van de opvallendste dingen die je tegenkomt als je op vakantie gaat is de prijs die je voor alles betaalt. Zo waren wij bijvoorbeeld met heel veel geld afgereisd naar Iran. Maar wat we ook kochten en wat we ook deden, ons geld wilde gewoon niet op. We konden er alles kopen wat we maar wilden zonder dat we ons ook maar enige zorgen maakten. In een andere vakantie deden we de plaats Basel aan. In Zwitserland. Ineens voelde we ons zo arm als ratten. De prijs voor een kopje koffie was buitensporig in onze ogen. Als ik de mensen in Iran vergelijk met de mensen in Zwitserland dan kan ik nauwelijks beweren dat de Zwitsers zoveel rijker zijn dan de Iraniërs. De meeste mensen hebben een huis om in te wonen, voldoende geld om voedsel te kopen en kleren aan hun lijf die voldoet aan de mode die in het land heerst. Er heerst in Zwitserland niet veel opzichtige armoe maar ook in Iran niet. Alleen de toerist voelt de verschillen.

Een aantal jaren gingen wij in Tsjechië op vakantie met het gezin. We waren nog niet zo heel rijk maar daar, in dat voormalige Oostblokland konden we ons geld laten rollen zonder dat het ons pijn deed. Met het hele gezin uit eten gaan in Husineč bijvoorbeeld, diep in Bohemen. In Nederland zouden we daar met een vergelijkbare kaart zo’n slordige honderdvijftig euro aan kwijt zijn geweest. Nu betaalden we in totaal dertig euro waarbij onze jongetjes onbezorgd nieuwe coca colaatjes mochten laten aanrukken en een fikse sorbet als toetje kregen. Niet dat ik ze gezien heb, maar ik kan me voorstellen dat Tsjechen ons daar zagen zitten en hoofdschuddend wegliepen over zoveel rijkdom in het buitenland: Met z’n vijven zo chique uit eten gaan! Ik kwam er toen al achter dat de prijzen voor van alles en nog wat, niets zeggen over de staat van de economie. Dat we Tsjechië kunnen leegkopen en in Noorwegen net in onze levensbehoeften kunnen voorzien komt door het evenwicht in het betreffende land tussen lonen en prijzen. Als toerist profiteer je of heb je pech door rare, alleen door economen te begrijpen zaken op de wereldmarkt. Als er niet zoiets als wereldhandel bestond, dan zou je in elk land evenveel betalen voor je spullen. Dat is toch een rare gedachte omdat je de neiging hebt om te denken dat mensen in Noorwegen veel rijker zijn dan wij en dat Spanjaarden veel armer zijn. Maar dat is niet zo.

Geld blijkt gewoon niet het juiste middel om rijkdom te meten. Je moet de koopkracht (lelijk woord!) met elkaar vergelijken want met die koopkrachtplaatjes (een nog veel lelijker woord!) kan je pas echt goed vergelijken hoe de rijkdom in de wereld verdeeld is. Ik zelf dacht aan een calorie-index. Bereken van een doorsnee aan volks-voedingsmiddelen in een land de gemiddelde prijs en het gemiddelde aantal calorieën en deel die door elkaar. Bepaal vervolgens het gemiddelde salaris van de inwoners van een land en deel dat door de prijs van een calorie. Het cijfer dat daaruit komt kan iets zeggen over de rijkdom van het land. Maar natuurlijk…mensen luisteren niet naar mij! The economist bedacht de hamburger-index; hoeveel dubbele cheeseburgers kan men voor het inkomen dat men gemiddeld in een land verdient kopen? Dat moet wel een Amerikaans blad zijn… Maar het kan nog erger lees ik vandaag in de krant: De beauty price index; hoe duur kost het om je eens lekker te laten knippen en scheren en je gezicht te laten masseren en je wenkbrauwen te epileren?

Mijn calorie-index is zo gek nog niet! Beetje saai misschien…geef ik toe…

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *