Toen ik dit schilderij voor het eerst zag heb ik er misschien wel een kwartier naar gekeken. Er valt zoveel te zien! Arme sloebers, dat zijn het. Dat heeft Israels ook willen schilderen. De onderkant van de samenleving. Stumperds, slecht vermomd als soldaten, klaar om uit onze maatschappij weggevoerd te worden. In de miezerregen op een brug in Rotterdam. Is dit nou sociaal realisme? Voor mij in optima forma!
Isaac Israels was 18 jaar toen hij dit schilderij maakte. Geheel onder invloed van zijn vader Jozef. Dit schilderij blijkt een van de laatste in deze stijl. Daarna is de schilder zich gaan ontwikkelen tot impressionist. In het Kroller-Muller hangt ook Mata Hari van zijn hand. Impressionistisch. Ook indrukwekkend, maar het heeft niet de kracht van het transport van de kolonialen, vind ik.
Het decor van het tafereel is een stuk binnenstad van Rotterdam dat (waarschijnlijk) sinds de tweede wereldoorlog niet meer bestaat. Het is de Koningsbrug. Een brug met (Nederlandse konings-) leeuwen naast de toegang naar de brug. Het lijkt droog, maar het heeft wel geregend; de plassen staan op straat. De mensen zijn warm aangekleed; het lijkt een herfstdag. De bomen hebben nog wat gele blaadjes maar tonen kaal. De toeschouwers aan de rechterkant van het schilderij hebben een rode neus, dikke sjaal en handen in de zakken van een schijnbaar dikke overjas. Geen best weer!
Wat verwacht je van soldaten en hoe wordt dat hier weergegeven? Je verwacht van soldaten dat ze in het gelid lopen met onberispelijke uniformen en gepoetste laarzen. Dat is dus hier helemaal niet het geval. Je zou zelfs kunnen vermoeden dat deze soldaten niet vrijwillig gaan. Het lijkt erop dat er twee groepen soldaten geschilderd zijn; een paar soldaten met rode epauletten en een heleboel zonder. Lijkt wel alsof de epauletten de niet-epauletten bewaken. De epauletten zijn ook gewapend in tegenstelling tot de niet-epauletten. Dat versterkt bij mij het gevoel dat de kolonialen weggevoerd worden als schooiers; ongewensten in de samenleving.
Recht onder de poot van rechter leeuw loopt een dikke man. Hij ontkracht het bovenstaande verhaal. Hoewel hij duidelijk bij de niet-epauletten hoort, ziet hij er goed doorvoed uit, heeft hij onderscheidingen op zijn borst en gouden strepen op zijn mouw. Is hij de bevelhebber? Waarom loopt hij dan niet voorop in de buurt van de trommelslager en de fluitist? Hoewel hij zich onderscheidt van de rest, lijkt hij geen rol te pakken maar zich, zoals de rest, mee te laten voeren.
Rechts een jongetje met een (bakkers?)mand over zijn schouder. Het jongetje roept naar iemand. Die ‘iemand’ lijkt de zwaaiende soldaat in het midden van het schilderij. Deze soldaat ziet er qua uniform dramatisch uit; Openhangende jas zonder riem, een slobberbroek en kapotte schoenen. Ik fantaseer dat het zijn vader is die vertrekt. Hoe moet dat jongetje het zonder vader gaan redden?
Naast de zwaaiende man aan de linkerkant een bleek jochie. Ook hij mist onderdelen van zijn uniform. Je krijgt het gevoel dat hij de eerste kilometers van de lange reis al niet gaat overleven.
Het Kroller-Muller museum wijst op de rechterkant van de zwaaiende soldaat waar een wat gezette man praat met een haveloze vrouw met kind aan de hand. In de beschrijving staat dat het zijn vrouw is die afscheid neemt. Dat zal ingegeven zijn doordat ze een kind aan de hand heeft. Ik denk daar toch anders over. Ik vind de vrouw te oud om zijn vrouw te zijn. Stukken ouder dan de soldaat waarmee ze praat. Ik denk in eerste instantie veel meer aan een moeder die afscheid neemt van haar zoon. Hoe zit het dan met het kind? Zou dat een nichtje of nakomertje/zusje kunnen zijn?
De kolonialen nemen hier voor altijd afscheid van het rijke Nederland; van de regen, van de miezerige herfst. Ze gaan niet vrijwillig. De hoogste man in rang is tussen fluitist en trommelaar weergegeven; hij ziet toe dat het zootje ongeregeld op de boot komt en voorgoed vertrekt.