In ‘De Rode Fazant’ kon je het kopen. Hasj. Een café dicht bij het Leidseplein in de Marnixstraat. Van tevoren hadden we de soort afgesproken. Gele Libanon was goed en goedkoop, kan ik me herinneren. We voelden ons figuranten in een gangsterfilm. Onopvallend schuifelden we de ‘Rode Fazant’ binnen. De rook en het gedempte licht maakte het moeilijk om onze man te vinden. Maar aan een tafeltje in het midden van het café vonden we hem toch. Bezig met een andere klant. We schoven dichter naar hem toe. Toen hij klaar was met zijn klant, wendde hij zich tot ons. Quasi nonchalant lieten we hem weten wat we wilden. Uit een plastic tasje haalde hij een blok gele hasj en met een klein mesje sneed hij daar een stukje vanaf. Dat stukje legde hij op een klein weegschaaltje. Nog een beetje erbij…Daarna afrekenen. Vijfentwintig gulden. Ik vond dat best duur voor zo’n klein stukje maar, omgerekend naar drank, was dat weer heel voordelig; van zo’n blokje kon je heel veel jointjes draaien.
Alles helemaal illegaal. Dat maakte het zo spannend. Ook zo’n jointje draaien was spannend. Ik was er een meester in. Ik rookte al shag toen ik vijftien was dus sigaretjes draaien kon ik met mijn ogen dicht. Voor het draaien van een joint kon ik die skills goed gebruiken. Eerst de vloeitjes. Van een paar gewone vloeitjes moest je een grote weten te maken. Daarvoor plakten we op een speciale manier drie vloeitjes aan elkaar. We maakten van een kartonnetje een mondstuk en sloopten een sigaret voor de tabak die de joint gaande moest houden. De hasj verwarmden we in de vlam van een aansteker zodat hij mooi kruimelig werd en goed over de tabak verdeeld kon worden. En dan maar rollen. En als hij eenmaal aangestoken was, gaven we hem door; een joint roken was een sociale gebeurtenis. Maar ik was er niet goed in. Wel in het draaien van een joint maar niet in het roken. Ik voelde me licht in mijn hoofd, maar ik kon dat op geen enkele manier lekker vinden. Doorgaans werd ik er een beetje misselijk van en was ik terwijl ik stoned was vooral bezig om te voorkomen dat ik zou braken. Maar het was zo illegaal als wat en dat maakte het zo spannend.
Aan de andere kant vond ik het zo onschuldig dat ik van mening was dat softdrugs gelegaliseerd moesten worden. De tabak in onze joint was stukken schadelijker dan de hasj; waarom zou je de hasj dan gaan verbieden? Aldus geschiedde. Softdrugs werden min of meer legaal, hasj werd wiet en wiet werd verbeterd en nu grenst het aan een harddrug en is het nog steeds min of meer legaal. De wiet is zwaar verslavend geworden en je kan het overal krijgen. ‘Coffeshop’ staat er op het uithangbord maar als je naar binnenkijkt dan zie je een loket; koffie kan je er niet meer krijgen. Alleen wiet. Spul waarvoor je ontwenningsklinieken nodig hebt om ervan af te komen. Ik ben heel anders gaan kijken naar de verkoop van wiet sinds onze zoons ermee in aanraking kwamen. Je moet van goede huizen komen om dat spul op een goed moment te laten liggen. Twee van onze drie zonen is dat heel erg goed gelukt. In de nieuwe kabinetsplannen wordt de legalisatie verder doorgevoerd. Ik ben het daar wel mee eens, maar net zo goed niet. Ik ben een twijfelaar…