Uitgeverij Prometeus. 2015
Dit is het op een na laatste boek dat ik van de shortlist Libris-literatuurprijs wil lezen. Het is ook meteen de winnaar (van de jury). Ik moet zeggen, het is een indrukwekkend boek. Het huwelijk van Sylvia Plath en Ted Hughes beschreven vanuit het perspectief van Ted Hughes. Ted Hughes die erg gentlemanlike immer gezwegen heeft over zijn huwelijk met de dramatische afloop. Na zes jaar huwelijk pleegde Sylvia Plath zelfmoord door zichzelf te vergassen. Ze pleegde zelfmoord na een huwelijk vol jaloezie, haat, zelfhaat, depressie en heel veel literatuur. Vooral poëzie. Na haar dood werd Ted Hughes de dader. Vooral vanuit militant feministische kringen kreeg Sylvia Plath de rol van heldin en werd Ted Hughes haar benoemde ondergang. In deze roman het verhaal vanuit zijn perspectief.
‘Biografen gedragen zich als de eigenaars van jouw bestaan, alsof het een product is. Ik vond mijn gestolen leven terug in de boeken, zag mijn liefde, mijn huwelijk, gevoelens, gedachten en handelingen door vrienden en vreemden voor mij geïnterpreteerd, las hoe feiten werden geloochend of verdraaid, hoe me woorden in de mond werden gelegd die ik nooit uitsprak, me karaktereigenschappen werden toegedicht die ik niet bezit.’ Schrijft Connie Palmen tegen het eind van de roman. Dat zou het motto kunnen zijn van het boek, want dat is precies wat zij doet. En dat doet ze goed, laat ik dat zeggen. Het huwelijk met Sylvia Plath was een huwelijk van uitersten. Zo beschrijft Palmen het. Het maakt de uiteindelijke zelfmoord van de dichteres begrijpelijk. Sylvia Plath wordt neergezet als een vrouw die op de grens van dood en leven bivakkeerde. Een vrouw die de zelfgekozen dood steeds achter de hand hield en daarmee het uiterste vergde van iedereen, maar bovenal zichzelf.
De roman is daarmee niet alleen een verdediging geworden van de verguisde Ted Hughes, maar vooral een karakterstudie van Sylvia Plath. En, naar verluidt, ook een studie naar haar eigen liefde die ze met Ischa Meijer heeft beleefd en die nogal onstuimig schijnt te zijn geweest. Voor mij is dat verder irrelevant omdat dat Ischa Meijer geen enkele rol speelt in dit boek. Sylvia Plath was in alles heftig.
Nu ik de roman uit heb, probeer ik de liefde van Ted Hughes en Sylvia Plath te begrijpen. Lichamelijk erg heftig, dat begrijp ik. Ook een spiritueel extreem huwelijk. Met veel discussie op hoog niveau. Veel poëzie en kunst en cultuur. Wat dat betreft leefden ze op de top. Aan de andere kant zag ik een slaafse, steeds het onderspit delvende Ted Hughes. Zag ik een aandachttrekkende, nooit eens weten-wat-je-wil Sylvia Plath. Ik zou horendol worden van zo’n in het middelpunt willen staande echtgenote die bij alles wat je doet, denkt dat je een verbond met een ander hebt gesloten. Een echt heel moeilijke partner die je verstikt onder haar jaloezie.
De roman moet eventjes op gang komen, maar daarna kom je in een mooie flow terecht. Dat op gang komen ligt voor een deel ook aan Palmens schrijfstijl. Ik heb daar wel wat kritiek op. Natuurlijk wordt de roman vanuit het perspectief van een intellectueel over een intellectueel geschreven, maar Palmens taalgebruik is vaak zo over de top, dat het lachwekkend wordt. ‘Ik moest vechten tegen het gevoel dat zij met haar mercantiele geest de zuiverheid van mijn liefde voor de poëzie corrumpeerde.’ Is een heel gewone zin voor Connie Palmen. ‘…kennis van de wereldliteratuur etalerend in misogyne, strindbergiaanse scenario’s waarin…’ Af en toe waan je je in het Nationaal Dictee. Ik bedacht dat dat wellicht de schrijfstijl van Ted Hughes benaderde, maar in het motto van zijn hand, vind ik daar niets van terug. Dat is wel erg weinig om dat te concluderen, geef ik toe. Ik heb verder niets van Hughes gelezen. Maar Palmens taalgebruik zorgde ervoor dat de roman, zeker in het begin niet echt wilde gaan glijden; haar taalgebruik is te ondoorzichtig. Te would-be.
Toch is het een fijn boek en een prijs waard. Ik vind dat deze roman zeker wel op de shortlist thuishoort.