Tag archieven: Libris literatuurprijs

Gerda Blees – Wij zijn licht; erg boeiend

Wat onderscheid ons mensen van dieren? De vrije wil..? Blind volgen dieren hun instincten. Ze eten als ze honger hebben, ze neuken als ze geil zijn, ze maken dat ze wegkomen als ze gevaar vermoeden, ze slapen als ze moe zijn, ze moorden als ze roofdieren zijn, ze zwemmen als ze eendjes en ze kwispelen als ze hondjes zijn. Dieren kunnen niet anders dan doen wat de natuur hun gegeven heeft. Voor de mens ligt dat anders. Mensen kunnen zich verzetten tegen alles wat de natuur hen oplegt. Dat gaat niet zomaar; daar moet je strijd voor leveren want datgene wat de natuur ons ingeeft, ervaren we als de weg van de minste weerstand en voelt comfortabel maar die weg waarderen we niet erg. Doorgaans overwinnen onze helden de instincten die moeder natuur ons gaf. Onze helden staan pal als er gevaar dreigt; de lafaards volgen hun instinct en maken dat ze weg komen. Onze priesters weigeren een seksleven en kiezen voor een leven in een sobere gemeenschap met weinig liefde terwijl  de meesten onder ons zich comfortabel laten onderdompelen in de geneugte van een liefdevol gezin waarbij seks tussen de partners onderdeel is van het dagelijkse leven en de warmte en liefde bevestigd. Soms gaat de vrije wil en het overwinnen van onze instincten te ver. Dan verandert de held in een fanaticus of ligt de hypocriet op de loer. Neem de schandalen rond kindermisbruik in internaten geleid door paters. Stiekeme seks met weerlozen; hypocriet en algemeen veroordeeld. Je leven opofferen in de Jihad door jezelf als levende bom te gebruiken…Of, het aardse voedsel niet meer tot je nemen en de honger weerstaan omdat ‘liefde’, ‘licht’ en ‘muziek’ zuiverder voedsel zijn en je dichter bij de vrijheid en het geluk brengt…

In de roman van Gerda Blees ‘Wij zijn licht’ komen we de woongroep ‘Klank en Liefde’ tegen op het moment dat de oudste onder hen, Elisabeth, overlijdt aan ondervoeding. Haar zus Melodie, die de groep leidt, vindt dat ze op een waardige en juiste manier is weggegleden en hoewel de andere leden van de groep, Petrus en Muriël, wat bedenkingen hebben over de manier waarop, is hun tegenstem te zwak om door de anderen gehoord te worden. De woongroep wil afzien van aards voedsel en slechts leven van het licht, de liefde voor elkaar en de klanken van muziek. De opgetrommelde huisarts kan de natuurlijke dood van Elisabeth niet vaststellen en samen met de schouwarts bepalen ze dat ondervoeding de doodsoorzaak is. De medebewoners van Elisabeth worden door de politie naar het bureau gebracht voor verhoor en in politiecellen opgesloten. De politie moet echter constateren dat de woongroepleden wellicht moeten hebben vermoed dat de overledene medische hulp nodig had, en dat ze verzuimd hebben om die in te schakelen, maar voor een veroordeling is het allemaal te dun. Dus worden de leden weer vrijgelaten. Maar in de politiecel zijn de bewoners, en dan vooral Muriël, gaan nadenken. Muriël besluit de woongroep te verlaten…of toch net niet? De schrijfster laat dat aan onze fantasie over.

Het verhaal wordt in kleine hoofdstukjes verteld vanuit verschillende perspectieven. Die perspectieven zijn soms personen, maar meestal niet. Zelfstandige naamwoorden die een rol spelen in het leven van ons mensen. Het overlijden van Elisabeth wordt zodoende verteld door de nacht. Het verhoor van Petrus wordt verteld vanuit het perspectief van de geur van een sinaasappel die aan de handen van één van de verhorende agente zit en de neus van Petrus binnendringt; een katalysator van herinneringen en gevoelens. De thuiskomst van de woongroep wordt beschreven vanuit het perspectief van de slowjuicer; het apparaat dat er uiteindelijk voor zorgt dat de op groentesap levende woongroep min of meer in leven blijft. Maar ook ‘het verhaal’ doet haar woordje, ‘het licht’, ‘de buren’, ‘de weerstand’ enzovoort, vertellen het verhaal. Uiteindelijk gaat het verhaal over de vrijheid van de mens om te kiezen voor een ander leven dan het leven dat ons van nature gegeven heeft. Het verkent de grenzen van wat kan en ook niet kan. Wat ‘zorg’ voor de medemens betekent maar ook hoe kokerdenken en een tunnelvisie het overneemt van het gezonde verstand. In die zin is het een rijke roman.

De roman is uitermate origineel van opzet met al die perspectieven. De psychologische tekening van de verschillende leden van de woongroep is erg goed getroffen. De politieagente die – toeval of niet – ook Elisabeth heet en zelf worstelt met haar zichzelf uithongerende puber, komt mooi uit de verf. Maar ondanks al deze positieve punten, is het boek geen ‘lekker’ boek. Het leest niet vlotjes weg. Je blijft als het ware, even ver op afstand van de personages als de perspectieven die de auteur kiest. Het boek komt vrij moeizaam tot leven. Een knappe prestatie, maar het blijft toch een beetje aan de droge kant, maar zeker erg boeiend.