Tag archieven: Adoptie

De onbedoelden – Cobi van Baars; een ontdekking!

Je vraagt je wel af hoe het komt dat de jury van de Libris literatuurprijs de ene keer nauwelijks te pruimen boeken op de shortlist zet en het andere jaar bijna uitsluitend briljantjes. Ik ben dit jaar een bofferd want de ene roman is nog boeiender dan de andere. Zou er vorig jaar weinig goeds zijn uitgekomen behalve dan dat meesterwerk van Anjet Daanje? Nee, dat klopt gewoonweg niet; ik heb tal van mooie romans gelezen die in hetzelfde jaar verschenen als de winnaar-roman. Hoe dat verschil in kwaliteit precies komt op die lijst, ik heb geen idee. Feit is wel dat het dit jaar vooralsnog prachtige romans zijn die heerlijk weglezen maar toch diepzinnig zijn en je aan het denken zetten.

Ook ‘De onbedoelden’ van Cobi van Baars is zo’n heerlijk boek. Nee, niet een heerlijk boek, maar een fantastische roman. Een roman die je meeneemt in een achtbaan van gevoelens maar juist op het moment dat je zou kunnen gaan denken dat het zo wel weer genoeg is, je weer even op aarde terugbrengt. Maar ondertussen ben je razend benieuwd hoe het verder gaat. Je wordt, als je deze roman leest in ieder geval vanzelf een paginavreter en ik had het boek veel te snel uit…en dat zeg ik niet vaak over een roman!

De roman begint in 1988 op de 21e verjaardag van adoptiekind Aaf. Ze is samen opgegroeid met de eveneens geadopteerde Brechtje in het warme gezin van Ineke en Fons die niet op natuurlijke wijze kinderen konden krijgen. Aaf en Brechtje hebben een diepe vriendschap met elkaar en voelen zich met elkaar als zusjes verwant. Maar dan vertellen haar adoptieouders dat Aaf een tweelingzus heeft en dat het destijds niet mogelijk was om beide meisjes te adopteren en dat – voor het eerst en voor het laatst – de tweeling gescheiden geadopteerd werd. Bij de adoptie hebben ze moeten beloven dat ze de tweelingzus tot haar eenentwintigste jaar geheim zouden houden. Hoewel Ineke en Fons daar verschrikkelijk veel moeite mee hadden hebben ze dat tot Aaf’s 21e verjaardag volgehouden. Haar tweelingzus Annemarieke heeft het wat betreft haar adoptie veel minder getroffen. Ze is alleen opgegroeid bij adoptieouders die het zelf erg moeilijk hadden. Annemarieke verzon dat ze een zusje had; dat de ene Anne heette en de andere Marieke. Ze is al vroeg het huis uitgegaan en woont samen met vriend Niek. In tegenstelling tot de ouders van Aaf, wisten de ouders van Annemarieke niet dat ze de helft van een tweeling adopteerden. Als de tweeling elkaar ontmoet ervaren ze vrijwel meteen hun zielsverwantschap en besluiten ze op zoek te gaan naar hun geschiedenis. Brechtje kan de hereniging van haar ‘zus’ met haar tweelingzus nauwelijks bijbenen; ze voelt zich verlaten.

Hun moeder Claudia had in de jaren ’60 een relatie met de Griekse arbeidsmigrant Julius. Dit tot groot ongenoegen van haar xenofobe vader die niets van buitenlanders moest hebben. Ze raakt zwanger van Julius juist op het moment dat het wat minder met hun liefde gaat. Als hij het uitmaakt, zegt ze wel dat ze zwanger is, maar hij gelooft daar niets van. Zo verdwijnt hij weer naar het dorp in Griekenland waar hij ooit vandaan kwam. De brieven die Claudia hem schrijft bereiken hem nooit en daardoor blijft hij verstoken van de waarheid. Ondertussen ervaart Claudia alle clichés van ongetrouwde zwangere meisjes in het katholieke zuiden; nonnen, schande, ellende, ouders zonder begrip, en afstand doen van haar kinderen.

Cobi van Baars schrijft heel erg beeldend; ze trekt je een situatie in waardoor hij helemaal voelbaar wordt. In de roman koopt Annemarieke een ijsje bij de snackbar waar Niek werkt en daar is het liefde op het eerste gezicht tussen die twee. Dat moet je als auteur geloofwaardig, voelbaar en zichtbaar zien te maken zonder dat dat clownesk wordt… En dat lukt Cobi van Baars! Meer dan dat zelfs. Maar soms dreigt het verhaal melodramatisch uit de bocht te vliegen en juist op dat moment komt de verteller om de hoek kijken. Neem bijvoorbeeld het moment als Fons zijn auto aan Aaf uitleent om haar tweelingzus te gaan ontmoeten en hij over die ontmoeting nog veel zenuwachtiger is dan Aaf zelf: “Neem de auto maar, zegt Fons. Ik zal wel even voor je tanken. Hij weet dat de tank nog bijna vol is, hij weet ook dat Ineke het weet, maar ze knikt naar hem.

    Laten we maar even met Fons meegaan. Zijn angst overvalt  hem nog meer dan ons. Nooit eerder was hij zo  plotseling zo bang. Zo  bang dat hij zijn  gemoed niet eens zou  kunnen  beschrijven.” Wie zijn die ‘we’ en ‘ons’ en wie stelt precies voor om met Fons mee te gaan? De verteller is het die ‘ons’ (de lezer) even uit het verhaal tilt en schijnbaar een zijpaadje induikt. Maar heus, dat zijpaadje is geen zijpaadje; het is een illustratie die het verhaal juist nog verder ondersteunt.

Wat heerlijk dat de jury van de literatuurprijs Cobi van Baars voor mij ontdekt heeft!