Niezen en snuiten

Ik heb verschrikkelijk veel gerookt in mijn leven. Tot mijn vijfendertigste was ik een zware roker. Dat was in een tijd dat roken op je werk best aanvaardbaar was. Boven mijn bureau hing immer een rookwolk. Dat kan je je in het huidige tijdsgewricht nauwelijks meer voorstellen. Ik werkte, in tegenstelling tot waar ik nu werk, in een kantoor bestaande uit kamertjes. In het kamertje naast me werkte toen een man die ongeveer mijn leeftijd had van nu. Ook een zware roker. Enkele keren per uur hoorde ik hem verschrikkelijk goor rochelend hoesten om vervolgens de opgehoeste rotzooi met veel misbaar door te slikken. Misselijkmakend. Ik besefte dat als ik met roken doorging, dat mijn voorland was. Ik kon me niet voorstellen dat er ook maar één vrouw was die wilde vrijen met zo’n hoestende rotzooi slikkende kerel. Die gedachte maakte me erg onrustig want als er iets is wat ik graag deed, dan was het vrijen. Het idee dat mijn geliefde een afkeer van me zou krijgen, woog bij mij nog veel zwaarder dan het feit dat mijn geliefde dolgraag een fris huis had en dat ik mijn kinderen langzaam aan het vergiftigen was. De angst voor een celibatair leven gaf mij de kracht om subiet te stoppen met roken en nooit meer te beginnen.

Die eerste maanden zonder sigaretten, voelde ik me zo trots en gezond dat ik niet doorhad dat dat stoppen met roken ook hele vervelende bijwerkingen had. Zo besefte ik te laat dat er zich in no-time een gezellige vetlaag op mijn buik vormde. Stoppen met roken wilde niet zeggen: Stoppen met eten. Omdat ik altijd al een lekkere eter was en ik me zonder mijn vertrouwde sigaretjes best zielig vond, legde ik me meer en meer toe op lekker eten. Aldus was één van de bijwerkingen van het stoppen met roken, dat ik een dikkerdje werd. Niet zo’n heel erg dikkerdje, maar toch…

Een andere bijwerking bleek hooikoorts. Nooit een centje pijn gehad in de tijd dat ik nog best kon leven met overvolle asbakken en de angst om mijn shag te vergeten. Het was een mooie dag in de lente in het jaar nadat ik gestopt was met roken. Zo trots dat ik alle lentegeuren goed kon ruiken. Als een mannelijke nymf danste ik door het frisse groen en de bloeiende bloemen (figuurlijk dan!) totdat ik ineens verschrikkelijk jeuk kreeg aan mijn ogen. Met wrijven kon ik de jeuk niet verdrijven. Ik moest vervolgens niezen. Niet één keer of drie keer (vanwege het mooie weer), maar het hield niet op. Bovendien stroomde de snot uit mijn neusgaten. Geen gezicht. Welke vrouw wil er nou vrijen met een kerel waar het snot uit al zijn gezichtsopeningen loopt en waarbij de klodders in het rondvliegen bij elke nies? Mijn neussensoren waren ineens compleet gevoelig geworden voor ronddolende pollen op zoek naar een stamper! Ik kocht het ene neusdruppeltje na het andere, maar niets hielp. Zakdoekjes die verzachtte het leed. In de lente werd ik papieren zakdoekjes grootverbruiker herkenbaar aan zijn rauwgesnoten rode neus. Het is niet anders.

Het is lente en we maken de eerste warme dagen mee. Terwijl ik dit stukje schrijf heb ik al drie keer mijn neus gesnoten. Nies heb ik kunnen inhouden. Het is niet anders. Maar ik pieker er niet over om mijn hooikoorts te bestrijden met het enige dat echt helpt; sigaretjes roken. Ik ga het mezelf en mijn geliefde niet aandoen. Dan maar liever niezen en snuiten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *