Paniek en het meisje van Yde

Het waaide veel minder in onze contreien dan wij gedacht hadden. Eigenlijk was er in onze omgeving in Drenthe nauwelijks iets van storm te merken terwijl ze dat wel voorspeld hadden. Maar het besluit hadden we al genomen: We gingen naar Assen en zouden het Drents Museum bezoeken. Ik verheugde me vooral op de prehistorische ontdekkingen die ik in het museum verwachtte. We zitten per slot van rekening in de provincie van de hunebedbouwers. Ik was vooral benieuwd naar het veenlijk. Hoe zou dat er in het echt uitzien? Ik had de reconstructie op een foto gezien. Niet bepaald een heel mooi meisje. Een beetje een verfrommeld gezichtje, viel mij op, met een hoog voorhoofd.

Met mijn museumjaarkaart kom ik gratis in elk museum. Als doekje voor het bloeden ben ik inmiddels (betalende) vriend van diverse musea waar ik vaak kom. We stopten onze jassen in een kluisje en toen moest Josien nog even naar het toilet. Ik ging alvast kijken waar we naartoe moesten. Aan de rechterkant was een tentoonstelling over een Chinese opgraving. Leek mij in dit verband niet zo interessant. Aan de linkerkant zag ik dat een trap leidde naar de vaste archeologische collectie. Bovendien naar afdelingen waar ze kunst tentoonstelde. Mijn voorkeur was meteen duidelijk. Omdat Josien er nog niet was, liep ik de museumwinkel in. Ik bladerde in dit boek en ik bladerde in dat boek. Ik kwam een kunstenares tegen die me schokte met haar schilderijen en ik bedacht dat ik die schilderijen graag in het echt wilde zien. Ik wilde kijken of Josien net zo geschokt was als ik en of zij een andere geschoktheid had dan ik. Hoewel ik me goed zichtbaar achtte, liep ik even de winkel uit om te kijken of Josien er al was. Ik zag haar niet dus ik bladerde verder in de boeken die gemaakt waren van de kunstenaars wiens werk in dit museum tentoongesteld werd. Andere kunstenaars zeiden me niet meer dan ‘Ach, wel leuk’.

Ik vroeg me af waar Josien bleef. Ik herinnerde me Hellbrun bij Salzburg waar we erge ruzie hadden gekregen omdat ik boos was geworden over haar lange toiletbezoek en dat ze toen ze beroerd was geweest. Ik besloot, ondanks dat het best lang duurde, dat ik niet boos zou worden en dat ik geduldig zou wachten. Ik liep de museumwinkel uit en ging op een bankje zitten wachten. Maar Josien kwam niet. Inmiddels was het toch al twintig minuten geleden dat ze in het damestoilet verdween. Waarom kwam ze dan niet even naar me toe om te zeggen dat ze beroerd was. Kon ik het toilet inlopen en kijken waar ze bleef? Schroom weerhield me. Ik liep langs de dichte deur van de toiletten, maar het was druk. Ik ging weer op het bankje zitten. Ik dacht een stil moment af te wachten en dan de toiletten binnen te lopen en dan te kijken wat er aan de hand was.. Inmiddels was het al ruim een half uur geleden. Het zweet brak me uit. Hoe nu verder? Misschien was er iets ernstigs gebeurd en zat ik lullig op het bankje te wachten terwijl zij dood ging. Opa ging vijfentwintig jaar geleden ook even naar het toilet en kwam er nooit meer levend af. Het was zo druk en wat zou iedereen denken als ik de damestoiletten inliep? Mij hart bonkte en ik zweette dat het een lieve lust was. Een medewerkster van het museumwinkeltje zag ik kaartjes recht leggen. Ik stapte naar haar toe en vroeg of ze voor mij in de toiletten wilde kijken waar Josien bleef. De paniek moet in mijn ogen hebben gestaan, want ik werd uiterst serieus genomen. De toiletten bleken leeg. Er trok een complete ijstijd langs mijn rug. Anne Faber, schoot door mij heen. ‘Het gouden ei’. Van alles ging door mijn hoofd. Ik voelde hoe angst en verdriet streden om voorrang. Ik zag in een flits hoe ik zonder haar verder moest. Maar de vrouw van de museumwinkel raadde mij aan om even door het museum te lopen en te kijken of ze daar ergens was. Ik ging meteen naar de archeologische afdeling, maar natuurlijk was ze daar niet. Hoe kon die vrouw denken dat Josien in het museum was? Trillend over mijn hele lijf liep ik weer terug naar de hal. Misschien konden ze, voordat de politie ingeschakeld werd, nog via de intercom een zinloze oproep doen, bedacht ik, En toen ik zo ongeveer bij de ingang van de toiletten kwam, stapte Josien met een van emoties vertrokken gezicht uit de tentoonstelling over de Chinese opgraving. ‘Waar bleef je nou?’ vroeg ze me ongerust.

Het hoefde natuurlijk helemaal niet, maar toch deed ik het; me schamen. Schamen om mijn paniek. Desalniettemin, het meisje van Yde was erg interessant en op grond van het veenlijk had ik nooit het meisje kunnen reconstrueren. Maar dat is niet erg; het geeft je een beeld, het geeft je een gevoel dat dat ingedroogde, totaal vervormde stuk leer, een mens van vlees en bloed is geweest.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *