Requiem…

Op 10 oktober 1989 overleed mijn opa. Een mijlpaal. In het jaar dat onze jongste geboren werd, overleed de eerste mens bij mij in de familie. Het overlijden van mijn opa was meteen ook het heftigste overlijden dat ik ooit heb meegemaakt. Mijn opa had op geen enkele manier zijn dood aangekondigd. Hij was zo gezond als een vis. Hij tuinierde, fietste, liep, at, deed leuke dingen, las zich helemaal suf en was bijzonder bij de pinken. Helemaal niets aan de hand. Bovendien was hij nog helemaal niet zo oud. Net in de zeventig. Ik denk dat mijn omaatje onbewust had gedacht dat zij haar portie lijken in d’r leven wel gehad had en dat de dood daarom aan haar huis voorbij zou gaan. De oorlog en de joden, je weet wel. Toen mijn opa overleed kon oma niet meer ophouden met jammeren en gillen. Niets kon haar kalmeren, terwijl wij net zo goed tot op ons bot geschokt waren, en verdrietig. Ik was gek op mijn opa. We deelden veel. Onze liefde voor tuinieren, literatuur, schrijven, politiek, geschiedenis. Hoewel we heel veel deelden gold dat helemaal niet voor onze genen. Daarin deelden we helemaal niets. Toen de de Zyklon B na de oorlog optrok, trouwde men opnieuw met de mensen die nog over waren. Mijn oma dus met mijn opa. Ik had geen andere opa kunnen wensen, denk ik. Bijna precies achtentwintig jaar geleden overleed hij en de schok die het bij mij teweeg bracht werd nog versterkt door mijn arme omaatje die volslagen hysterisch werd.

Mijn opa kreeg niet de crematie die hij verdiend heeft. Zelf had hij wat dat betreft geen wensen, heus niet, maar achteraf gezien hebben we hem op een liefdeloze manier achter gelaten in het crematorium. Ik zit best vol zelfverwijt. Ik moest toen nog leren om te gaan met de onvermijdelijke dood van geliefde personen; geen idee toen hoe dat moest. Hoe geef je uiting aan je verdriet? Waarschijnlijk had mijn moeder het voortouw moeten nemen, maar dat kon ze niet. Om iemand op een goede manier achter te laten in het niets heb je liefde nodig; je moet om iemand geven. Mijn moeder gaf helemaal niets om hem, reconstrueer ik nu. Niemand kan haar dat verwijten. Voor mijn moeder moet mijn opa die vreemde kerel zijn geweest die de plaats van haar vader innam. Als er iemand is die dergelijke gevoelens kent, dan ben ik dat. Mijn moeder trouwde met Theo toen ik tien was en Theo paste bij mij als een dikke drol; die moest eruit. Hoewel mijn moeder erg mild over mij is, heb ik er alles aan gedaan om die gozer uit ons huis te pesten; wat haatte ik hem. Mijn moeder moet mijn opa gehaat hebben. Volkomen onredelijk moet ze hem gehaat hebben omdat hij de plaats innam van haar vader. Haar vader die al bij een van de eerste razzia’s was opgepakt, afgevoerd en vermoord. Wat zal mijn moeder hem gemist hebben. Wat zal ze zijn plaatsvervanger gehaat hebben terwijl ze dat zichzelf volslagen verbood. Arme opa. Als ik iemand nog vaak mis, dan is hij het. Wat hebben we veel gekletst, samen.

De haat van mijn moeder voor mijn opa verzin ik. Verzinnen is misschien niet het juiste woord. Ik leid het af. Toen omaatje uiteindelijk ook de geest gaf en haar gecremeerde resten een plekje nodig had, werd ze op het urnenveld bijgezet. Met een bordje erbij die de as een naam gaf. Opa, waarmee oma ruim veertig jaar haar leven gedeeld had, werd op dat bordje niet genoemd, wel haar in 1942 overleden vader.

Opa, ik mis je.