Oroppa – Safea el Khannoussi; losse eindjes

Om als pretlezer, zoals ik, vat te krijgen op de roman Oroppa van Safea el Khannoussi, moet je heel veel moeite doen. Om eerlijk te zijn heb ik de roman een keer weggelegd omdat ik het maar moeilijk kon volgen. Het lijkt van de hak op de tak te springen. Als je je eindelijk een personage hebt eigengemaakt gaat de roman rustig verder over een ander personage. Je wordt het verhaal ingetrokken van dat nieuwe personage dat na een tijdje lezen ogenschijnlijk helemaal niet zo’n grote rol speelt in het geheel. Hetzelfde geldt voor ruimte en tijd; heb je je ingesteld op de Amsterdamse rivierenbuurt (die ik zo verschrikkelijk goed ken) dan zit je weer in Tanger, of in Tunis of in Parijs. Dan zit je weer in het verleden van een personage dan weer in een heel andere tijd. Kortom het lezen van dit boek is in het geheel niet makkelijk. Vond ik het dan een vervelend boek? Nee, helemaal niet. Ik heb het boek uiteindelijk geboeid gelezen hoewel ik dus ook af en toe de lees-wanhoop nabij was. Het boek heeft me ook een aantal dingen geleerd. Zo wist ik niet dat het regime van koning Hassan zo wreed was. Ik wist wel dat hij zo’n beetje als een absoluut vorst regeerde en dat zijn zoon wat dat betreft een fikse stap terug heeft gedaan, maar de wreedheid van het koning Hassans regime heeft mij onaangenaam getroffen. Een ander aspect van de roman dat me een andere blik op de werkelijkheid gaf is het middelengebruik. Voor het grootste deel zijn de personages van Noord-Afrikaanse komaf en met dat in je achterhoofd verbaasde het mij hoeveel middelen er door de personages ingenomen wordt. Je zou kunnen denken dat moslimgemeenschap en drank niet echt goed samengaan, maar er wordt gezopen dat het een lieve lust is. Maar misschien is mijn aanname dat de meeste personages moslim zijn wel mank; in ieder geval van een paar personages krijgen we te horen dat ze een joodse achtergrond hebben…misschien dat daar in die gemeenschap meer drank- en drugsgebruik is dan bij moslims.

Ik ga een poging doen om het verhaal te vertellen zoals ik het gelezen en begrepen heb. In het geval van deze roman, ben ik ervan overtuigd dat anderen het heel anders gelezen hebben… Het meisje Hind el Arian, die haar maagdelijkheid als een zware last meetorst, werkt in de Amsterdamse snackbar van Hbib Lebyad. Op een dag vraagt Hbib zijn medewerkster om in het huis van een verdwenen vriendin te gaan wonen zodat ze op het huis kan passen. Het huis blijkt van Salomé Abergel, een Marokkaans joodse kunstenaar. Het wordt Hind verboden om in de kelder te komen want daar staan een paar schilderijen. Enige tijd voordat Hind in Salomé d’r huis ging wonen, loopt Yousef Slaoui rond door Amsterdam. Hij heeft uitgezaaide kanker. Drank is zijn vriend. Hij blijkt in het verleden als agent tijdens het regime van koning Hassan II te hebben gewerkt. Op straat in Amsterdam ziet hij een vrouw staan en herkent Salomé. Ze is één van de jonge studenten die hij ooit ‘ondervraagd’ heeft. Hij heeft haar toen vreselijk gemarteld en heeft last van zijn geweten maar probeert het ook voor zichzelf goed te praten. Hij ontdekt dat ze tijdens haar gevangenschap in verwachting is. Voordat hij sterft wil Slaoui…ja wat wil hij eigenlijk. In ieder geval wil hij in contact komen met Salomé. Op dat moment is Salomé een tentoonstelling aan het voorbereiden voor de galerie van Hannah Melger. Als Slaoui erachter is gekomen waar Salomé woont, gaat hij bij haar langs. Dat vindt ze niet erg fijn en onder dreiging van een pan kokend water jaagt ze hem weg. Maar ook jaagt ze zichzelf weg. Ze verlaat haar huis en vlucht naar Tunis. Vervolgens trekt de blowende Hind in haar huis. Uiteraard kan ze de verleiding niet weerstaan om in de kelder te kijken. Daar vindt ze schilderijen. Schilderijen die dood, hel en verderf verbeelden. In de beschrijving stelde ik me een soort Jeroen Bosch-achtige schilderijen voor: “Gemuteerde mensachtige figuren kropen op handen en voeten de kamers in en uit: een laboratorium waarin oude mensen roteerden, verbonden aan een navelstreng die op een fietsketting leek; een waslijn waar klapwiekende ganzen met opengesperde snavels aan hun poten waren vastgebonden; een tuin waar in een vijver waterlelies groeiden met grafstenen erop.” Dan wordt er op een dag aangebeld en staat Irad Abergel voor de deur; Salomé`s zoon waarmee ze al sinds lang in onmin leeft. Hind laat hem de schilderijen zien. Irad neemt Hind en de schilderijen van zijn moeder mee naar Parijs alwaar hij een café heeft. Hind gaat bij Irad werken. Irad verbrand de schilderijen van zijn moeder. Ondertussen is Hannah Melger op zoek naar de verdwenen Salomé. Ze hoort dat ze waarschijnlijk naar Tunesië is en daar gaat ze haar zoeken. Op het opgegeven adres ontkennen de buren dat Salomé er is. Ze is er wel maar wil niet gevonden worden.

Als ik het zo opschrijf dan is het een roman vol onafgemaakte verhaallijnen. Ik denk dat juist dat de kracht is van de roman. Nogal vernieuwend. De personages die ik in mijn samenvatting heb opgesomd zijn slechts een deel van de personages maar ik denk wel dat dit de hoofdrolspelers zijn.

Hoewel ik in de loop van de jaren best een aardige woordenschat heb opgebouwd, moest ik tijdens het lezen van deze roman regelmatig het woordenboek van mijn e-reader raadplegen. Helaas bleek ook mijn e-reader-woordenboek vaak te beperkt. Woorden als ‘viscerale’ in ‘…ook die bezorgen hem angstaanjagende viscerale stoten.’ Blijken stoten in zijn ingewanden te zijn. Ander voorbeeld: ‘crepusculair’ in: ‘zijn crepusculaire dagen, zijn ziekte.’ Of in: “…crepusculaire maanlandschap…”. Ik had geen idee en mijn woordenboekje ook niet en in dit geval biedt internet ook al weinig houvast…iets van ‘zonovergoten’? Dit zijn maar een paar voorbeelden. Ik weet niet precies waarom de auteur juist deze woorden gebruikt want ik ga ervan uit dat als ik woorden niet ken, heel veel mensen die woorden niet kennen.

Ik ga er nog een tijd over nadenken of, en in hoeverre, ik deze roman waardeer; Een lekker leesbaar boek, dat wel, maar een roman opgebouwd met losse eindjes en zijpaden en personages die een schijnbare bijrol vervullen. Het zou ook zomaar kunnen dat alle eindjes wel degelijk bij elkaar en afgerond worden en dat de bijfiguren een heel duidelijk nut hebben binnen de hoofdverhaallijn, maar dan heb ik dat gemist; ik ben per slot een pretlezer. Eén lijntje wordt in ieder geval wel afgerond. Hind, die haar maagdelijkheid meetorst, wordt ontmaagd. Door een toevallige passant, zo ongeveer, maar haar geluksgevoel lijkt daar niet onder te lijden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *