Ik begrijp zelf ook niet waarom ik al aan een paar romans van Arthur Japin ben begonnen maar ze nooit heb uitgelezen. Zeker nu ik de roman ‘Een schitterend gebrek’ heb gelezen. Het boek boeit van het begin tot aan het einde. Het is echt een heerlijke roman, zonder meer. Heb ik de eerste Japin-roman die ik oppakte op de verkeerde plek en in de verkeerde tijd gelezen? Het zou zomaar kunnen. Wellicht is er toen een soort (onterechte) Japin-aversie in mij gegroeid. Het zou allemaal kunnen, maar we zullen het nooit weten. Feit is dat ik ‘Een schitterend gebrek’ in één ruk uitgelezen heb. Het toeval wil dat ik voor mijn leesclub juist het eerste hoofdstuk van ‘De wijsheid van de roman’ van Jeroen Vanheste bestudeerd heb, en dat Japin’s roman precies een antwoord probeert te formuleren op de filosofische vraag die in dat eerste hoofdstuk aan de orde komt: Wat is de ware aard van de liefde; de gedroomde c.q. verbeeldde of de werkelijke variant. Gaat het om het verlangen naar de geliefde en moet de vervulling van de liefde voorkomen worden of is dat verlangen maar platonisch-, onrealistisch-, kinderlijk gedrag en gaat het juist om het leven te leven met al haar lusten. Op die vraag geeft de roman een genuanceerd antwoord, en dat is natuurlijk ook wat je van een goede roman verwacht. Het motto voor in de roman van ene G.C. is al veelzeggend: “Veel wat aanvankelijk alleen in de verbeelding bestaat, wordt werkelijkheid.” Aan het eind van de roman is het helemaal duidelijk wie die geheimzinnige G.C. is, en of datgene dat in de verbeelding bestaat ook werkelijkheid werd.
Het verhaal speelt zich tussen 1730 en 1760 af en wordt verteld door Lucia. Ze is de dochter van één van de personeelsleden van de gravin van Montereale op een landgoed bij het plaatsje Pasiano in Noord-Italië. Lucia vertelt over haar vroege meisjesjaren die idyllisch en gelukkig waren. De gravin had wel een dochter, maar die was altijd weg. Lucia nam de plaats in van de dochter en noemde de gravin haar tante. Als Lucia veertien lentes jong is, heeft de dochter van de gravin een partner gevonden. Het huwelijk wordt voorbereid in het paleis en vele gasten komen aan. Waaronder ook de broers Casanova. Giacomo Casanova is dan zeventien jaar. Lucia valt bijna meteen voor Giacomo en hij ook voor haar. Er ontwikkeld zich een heftige romance tussen de twee waarbij Lucia bijna smeekt om haar ontmaagding, maar Giacomo niet toegeeft. Dan moet Giacomo weer weg en hij belooft terug te komen en met haar te trouwen. In zijn afwezigheid en met haar toekomst als echtgenote van Casanova voor ogen gooit ze zichzelf samen met haar Franse leraar De Pompignac op literatuur en wetenschap. Haar leraar raakt besmet met de pokken en overlijdt. Lucia raakt ook besmet, maar weet de ziekte te overleven. Haar gezicht is door de pokken misvormd geraakt. Ze beseft dat als Giacomo haar nog wil, zijn carrièremogelijkheden beperkt zijn en daarom neemt ze het besluit om hun verliefde harten te breken en met de noorderzon te vertrekken. Via kleine en grotere baantjes en dito avonturen en een leven waarin ze haar liefdespijn een plaats probeert te geven, eindigt ze in Amsterdam als courtisane en neemt ze de naam Galathée de Pompignac aan. Dan heeft ze ook ontdekt dat het dragen van een vrijwel ondoorzichtige voile die haar geschonden gezicht verbergt haar mysterie en haar marktwaarde verhoogd.
Via één van haar klanten komt ze in contact met chevalier de Seingalt, een afgezant van de Franse regering die in Amsterdam is om wat financiële zaken af te wikkelen voor het Franse hof. Hij is een vrouwenverslinder naar al snel blijkt. Hij heeft zijn zinnen gezet op Galathée. Hij vertelt haar dat hij immer slachtoffer is van vrouwelijke list en bedrog maar dat hij geen enkele vrouw met pijn achterlaat maar dat wel iedere vrouw bij hem volop van de liefde geniet. Hij beweert: ” …als ik ooit één vrouw onrecht heb aangedaan, dan zal ik dat goedmaken. Ik geef alles op en trouw met haar.” Dan ziet Lucia dat achter de chevalier de Seingalt haar Giacomo Casanova schuilt. Eigenlijk herhaalt zich de liefdesgeschiedenis uit het verleden maar nu zinnelijker en Lucia weet dat hij haar uiteindelijk zal verlaten. Haar voile blijft voor haar gezicht en hij zal haar niet herkennen. Via een slinkse truc weet ze hem toch haar ware gezicht te tonen. Naar wat hij van haar echt vindt, kunnen we alleen maar raden. Hij schrijft wel iets, maar meent hij dat? Vindt hij haar werkelijk ‘weerzinwekkend’?
De roman stelt duidelijk de vraag wat waardevoller is: Het leven zelf of de verbeelding van het leven; De liefde zelf of het verlangen naar de liefde. Op jonge leeftijd beleven de twee hoofdpersonen een diepe platonische liefde. Op het moment dat de liefde omgezet zal worden in iets concreets; het verlangen naar liefde in concrete liefde, bepaalt het noodlot dat ze juist van elkaar gescheiden worden. Wat de geliefden daarna beleven zijn de pseudo-liefdes veroveringen van Giacomo en de pseudo-liefdes in de prostitutie van Lucia. Dan komen de geliefden weer bij elkaar, maar beantwoord dat de vraag? Nee, denk ik; maar je mag het zelf, als lezer verzinnen/bedenken/raden/zien. Ik eindig met een inzicht van Lucia zelf: “Het is de diepere waarheid die achter de zichtbare schuilgaat, zoals de ogen van de heilige Lucia die onder het glas van mijn hanger zijn gegraveerd en die je alleen kunt zien wanneer het licht op een bepaalde wijze binnenvalt.”