Ik heb een gekke fascinatie voor het slechtste in de mens. Dat is de reden waarom ik helemaal verslaafd ben geraakt aan Opsporing Verzocht. Deze jongen kan je elke dinsdagavond voor de tv zien hangen. Met belangstelling bestudeer ik de videobeelden van booswichten die de pincode van dametjes van boven de tachtig hebben afgekeken en haar vervolgens met een smoes haar pinpas afhandig hebben gemaakt en nu haar rekening plunderen. Nooit herken ik iemand die ik aan kan geven bij de autoriteiten. Nooit heb ik een gezicht eerder gezien. Maar toch kijk ik. Voor mezelf hou ik graag het verhaaltje in de lucht dat ik de politie wil helpen bij het oplossen van misdaden, maar in het echt ben ik gefascineerd door de krochten van de menselijke ziel. Ik sta steeds weer versteld over het leed dat mensen elkaar aandoen omwille van wat geld. Vaak is de buit zo klein, maar het leed zo groot. Je begrijpt niet waarom criminelen zoveel risico nemen en mensen zoveel leed aandoen terwijl ze er zelf eigenlijk helemaal niets aan hebben. Dat fascineert mij.
Toen ik in de jaren negentig een jonge vader was, en net zo gegrepen was door Opsporing Verzocht als nu, was de moord op jonge ouders echt het summum van misdaad. Een vermoorde verslaafde tippelaarster? Oké, heel erg naar, maar het risico van het vak. Zo dacht ik er toen over.
Dat is behoorlijk verschoven sinds ik zelf volwassen kinderen heb. Een 22-jarige, verslaafde, tippelaarster is voor mij een jonge vrouw geworden wiens leven een tragische wending heeft gekregen. Ik zie vooral de wanhopige ouders. Ik zie hun dromen over hun kind toen ze nog in de wieg lag. Hoe ze keken naar die tien perfecte vingertjes die nog doelloos klauwden door de lucht. Voor hun geestesoog zagen ze haar naar school gaan, zagen ze haar afstuderen en verkering krijgen met een man die deel van de familie werd. Maar daarvoor in de plaats werd ze opstandig tegen niets. Ze verliet vroegtijdig school. Liep weg van huis. Ontmoette een verslaafde jongen waarvoor ze door het vuur ging. Et cetera, zullen we maar zeggen. Ik voel het aanvankelijke verzet van de ouders (“Wee je gebeente als je na elf uur thuiskomt, dame, dan zal je wat beleven”) en daarna de wanhoop. Je probeert het punt te achterhalen waar alles misliep, maar je kan het niet vinden. Is het jouw schuld? Heb jij als ouder gefaald? Zonder dat het echt heel diep bij je doordringt herhaal je het hulpverleners-credo: Het ligt niet aan jou. Maar je voelt desalniettemin de schuld zwaar op je drukken en je hoopt dat het toch weer goed zal komen. Je hoopt zo verschrikkelijk hard, dat je ziek wordt van het hopen. En dan vinden ze haar dood. Extreem verkracht en daarna haar keel doorgesneden. En ze vinden de dader niet. Het lijkt of niemand jouw dochter belangrijk vindt… Of ze haar alles ongestraft mogen aandoen… Een naam hebben ze nauwelijks; tippelaarster, hoer, junk maar in het echt heette ze: Mientje van Balkom, Maria Hofland of Maria Christina Jonas.
In de vroege jaren negentig kwamen er bij Opsporing Verzocht verschillende moorden voorbij op tippelaarsters in Rotterdam. Ik herinner het me vaag. Dat er nooit een dader was gevonden wist ik niet. Iets van die moorden bleef hangen, want ik herkende de getoonde foto van één van de slachtoffers. Ze hebben een dader gevonden na dertig jaar. Ik ben zo blij voor die ouders; een dader is IETS in een heel groot vat met NIETS… Je wilde een gelukkige dochter…