Elke dag als ik naar mijn werk fiets, rij ik door de Spuistraat. De Spuistraat is een bijzondere straat omdat hij een beetje chique oogt maar dat eigenlijk niet waar maakt. Vooral in het begin van de straat zijn wat ‘ramen’. Ramen waar doorgaans hoeren achter zitten. De ‘ramen’ in de Spuistraat maken onderdeel uit van een stukje red-light-zone dat de Gemeente in haar laatste hoeren-opruimwoede intact heeft gelaten. Achter de Spuistraat zijn de vrouwen wat ouder en verlopen, in de Spuistraat daarentegen een stuk jonger en aantrekkelijker. Als ik in het weekend naar de stad ga, zie ik de vrouwen zitten. Ik kan het gewoon niet laten om even te kijken en te bepalen of ik ‘het’ met één van hen zou willen doen. Soms is het ‘ja’, maar ik ben te schijterig.
’s Ochtends als ik naar mijn werk fiets, wordt er vaak schoongemaakt. Hoewel de rode lampen dag en nacht blijven branden, zijn alle verhullende gordijnen opengedaan om beter te bij alle hoekjes te kunnen komen met stofzuiger en poetslap. Je ziet het fonteintje en het bed met een plastic omtrek om het matras. Zeepautomaat naast het fonteintje en papieren handdoekjes. Dat ontnuchtert. Tenminste zo vergaat het mij. Daarmee wordt het laatste schimpje liefde of gevoel van de seks ontdaan. Het gaat om zo snel mogelijk sperma en daarna wegwezen. Ik heb daar moeite mee, denk ik, met zo weinig menselijks bij mijn dierlijke driften. Gelukkig ben ik veel te schijterig om ook maar iets met zo’n vrouw te durven.
Nummer 59 in de Spuistraat. Ik twijfel of het nog ‘ramen’ zijn. Ik heb er al heel lang geen vrouw meer zien zitten. ’s Ochtends, onderweg naar mijn werk niet, maar overdag ook niet. De kenmerkende rode lampen branden er niet. Wel rode gordijnen. Sinds enkele jaren weet ik wat daar gebeurd is en ik hoop zo verschrikkelijk dat de zaak nu opgelost is. Je hoort het niet altijd, maar ik hoop zo dat ze de dader hebben gevonden. Toen ik van de misdaad hoorde, was het inmiddels al een cold-case.
Het ging om een jonge vrouw. Uit Frankrijk. Eigenlijk nog maar een meisje. Op drift. Ze kon het niet goed eens worden met het leven dat ze had gekregen. Ze zwierf door Europa en was in Amsterdam terecht gekomen. Daar smaakte de heroïne naar meer. Bij zo’n verhaal komt de vader in mij boven en ik besef me dan dat je je allerlei voorstellingen maakt over je toekomstige kind als de buik van je geliefde bolt maar als het eenmaal geboren is, komt er van jouw voorstelling niets terecht. Je kunt een ongelukkig kind krijgen en hoe je ook je best doet het helpt dat kind niet veel. Maar dat neemt niet weg dat je liefde voor dat kind onvoorwaardelijk is en totaal. Ik denk dat die ouders in Frankrijk ook zo voelde over hun dochter die in Amsterdam had ontdekt dat heroïne de ellende voor even verdrijft. Ik weet het zelfs zeker, want haar ouders werden geïnterviewd op de televisie…
Om haar verslaving te kunnen betalen huurde ze het souterrain van Spuistraat 59. Daar speelde ze de hoer. Toen kwam er iemand met een uitbeenmes en stak haar dood. Niet met één steek op de goede plek, maar met heel veel steken. Ze werd zo hard gestoken dat het mes helemaal verbogen was. Dat beeld van dat bebloede, verbogen mes dat ze op de televisie toonden, staat op mijn netvlies gebrand. Ik hoop zo dat ze de dader hebben. Voor die ouders. Je hebt het soms best zwaar met een ongelukkig kind, maar met een ongelukkig dat vermoord is valt haast niet te leven. Spuistraat 59. Voor haar ouders kijk ik altijd even naar de dichtgetrokken rode gordijnen. Ik hoop zo dat deze zaak opgelost is. Maar ik vrees het niet.