Het fenomeen dochter

Ik ben vader van drie mannen. Afentoe kunnen Josien en ik het niet laten: Hoe zou het zijn geweest als we ook een meisje hadden gehad. Hoe hadden we haar opgevoed? Hoe had ons gezin er dan uit gezien? Had ik het leuk gevonden om haar op zaterdag naar ballet te brengen of paardrijden? Of… zou ik langs de lijn hebben gestaan om haar meidenvoetbalteam aan te moedigen? Zou ik het kunnen verdragen dat ze ’s avonds niet op tijd thuiskwam? Zou ik het verbieden dat ze een truitje droeg met diep decolleté en onbedekte navel (in de winter)? Zou ik het kunnen verdragen dat ‘vreemde’ jongens zich verlustigen aan het lichaam van mijn prinsesje? Zou ik het kunnen verdragen dat mannen op dezelfde manier naar haar kijken als ik naar andere sexy vrouwen kijk (en daar schaam ik me soms een beetje voor)? Als ik al deze vragen stel, lacht Josien me uit. Ik zou daar nauwelijks tijd en ruimte voor krijgen. Ze zou doen wat ze deed en zich daarbij weinig van mij aantrekken. Eigenlijk hetzelfde als mijn zonen. Wat heb ik daar nou precies voor invloed op gehad? Ze bleken heel anders dan ik me ooit kon voorstellen had en dat maakt het allemaal tot zo’n fantastisch avontuur. Daarom zijn het waarschijnlijk zulke fijne volwassenen geworden.

Ik had ook grote zorgen. Op de middelbare school hadden mijn mannen het alle drie niet makkelijk. Pure bèta’s alle drie. Hebben ze niet van mij geërfd (denk ik) maar zeker wel van Josien d’r moeders kant. In die familie vrijwel uitsluitend wiskunde genieën. Binnen het onderwijs wordt dat slechts op papier gewaardeerd. Mijn jongens hebben weinig met taal. Ook niet met de creatieve vakken, trouwens. Zij wilden bijvoorbeeld precies kunnen meten wanneer water kookt en een sluitende definitie van koken. Daar zijn zij goed in. Maar omdat het tekenen van een erlenmeyer met bunsenbrander plus een uitgebreid verslag van het verloop van de proef en wat je erbij voelde ook meetelde voor het cijfer, konden mijn jongens nauwelijks hoge cijfers halen. Voor hun is ‘100°C’ het enige juiste antwoord en daarmee basta. Pas op de universiteit en hogeschool, waar ze studies kozen die helemaal niet damesachtig waren, konden ze opgelucht ademhalen. Josien en ik hadden het erover dat het onderwijs zwaar gefeminiseerd was. Voor de klas vooral vrouwen en die leken er erg op gericht om meisjes het juiste onderwijs te geven. Jongens ervaarden deze juffen als lastig. Binnen het onderwijs leken juist die competenties te worden gewaardeerd waar traditioneel meisjes erg hoog in scoorden. Veel talige dingen.

Er wordt geklaagd dat er nog steeds weinig vrouwen in de top zitten. Ik denk daar anders over. Ik zie dat (mijn) jongens zich hebben gespecialiseerd in het uitvoerende werk. Dat ze zich heel erg kunnen verdiepen in het oplossen van problemen op de vierkante centimeter waar ze zich zo min mogelijk talig hoeven te uiten. Meisjes daarentegen op het organiseren, overzicht bewaren en voortgang bewaken. Ik zie dat bij mijn huidige werkgever op dit moment gebeuren. Traditionele mannenafdelingen worden geleid door meisjes. Op de vloer nauwelijks tot geen vrouwen, maar ietsje boven de vloer: Meisjes. Gemiddelde leeftijd vijfentwintig, schat ik. Die meisjes komen vanzelf als vrouwen in de top. Op dit moment zouden we ons moeten afvragen of we niet meer moeten gaan doen aan de ontwikkeling van jongens. Die dreigen nu achterop te raken en regeren is vooruitzien.

Josien en ik denken dat we kleindochters gaan krijgen en nauwelijks kleinzoons; dan maken we het fenomeen ‘dochter’ toch een heel klein beetje mee! Ik kan nauwelijks wachten!