Adriaen Coorte (1683? – 1707?) – Een takje kruisbessen op een stenen plint (1699)

coorteLouter toeval lijkt het

dat de kern zich ledigt,
zich uitspreekt
in zijn varianten.

Voor altijd zich verwijderend

om wat hem dierbaar wordt,
al inkerend tot zichzelf.
Eerst zichtbaar geworden
wordt het verstaan:

het in zijn nu verblijvend hier.

De kruisbes is niet nederiger
dan de aardbei; een hop niet

onwezenlijker dan een pelikaan.

Uit: Lichtval, Amsterdam, De Bezige Bij, 1981. Hans Favery

Pure schoonheid. Intussen, in onze tijd, eindeloos nagedaan. Maar niets haalt het bij het origineel. Gisteren was ik in het Rijksmuseum en heb stil genoten van dit meesterwerk. Niet sensationeel. Klein en niet opvallend. Geen drommen mensen die je de blik op het schilderij ontnemen. Het hangt tussen de asperges, aardbeien, perziken en abrikozen. Allemaal van dezelfde schilder, allemaal op dezelfde stenen plint. Loop je naar de museumwinkel dan krijg je toch weer een ander beeld over zijn populariteit. Coorte’s asperges op servetten, dienstbladen, kaarten en posters; het schreeuwt je tegemoet. Mijn conclusie: Het werk van Adriaen Coorte leent zich erg goed voor merchandising terwijl het origineel niet bekeken wordt. Is dat niet apart?

Loop je door de buurt bij de Nieuwe Spiegelstraat in Amsterdam en kijk je in de etalages van de verschillende galerieën, dan kom je al snel Coorte’s na-apers tegen. Er is een markt voor; een schaaltje aardbeien, een appel op een plank of een takje aalbes. Heel precies geschilderd. Maar heeft het dezelfde kracht als het werk van Adriaen Coorte? Nee natuurlijk.

Meer dan twee blokken colleges heb ik niet gehad van de dichter Rein Bloem toen ik Nederlands en Geschiedenis studeerde aan d’Witte Lelie zo rond 1980. Ik was niet bepaald gek op hem en ik heb van zijn colleges niet veel opgestoken. Gek genoeg heeft hij mij op een paar dingen attent gemaakt en die zijn me mijn hele leven bijgebleven. Eerst natuurlijk de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. In die periode honderdduizend keer minder bekend dan nu. Hij vertelde over de culturele impact die de route heeft gehad op West-Europa. Ik was er, met mijn hang naar spiritualiteit, meteen al enthousiast over en ik was zeker van plan om deze route eens te gaan lopen. Ik heb de tocht gemaakt, niet lopend maar op de fiets en sindsdien kan ik er nog veel beter over vertellen dan Rein (denk ik).

Het tweede waar hij ons op wees was het werk van Adriaen Coorte. Dat had alles te maken met een tentoonstelling die er was geweest rond die tijd en die Coorte ineens hot had gemaakt. Deze tentoonstelling had diepe indruk gemaakt op Rein Bloem, maar ook op zijn vriend en dichter Hans Favery. In die jaren kwam Favery’s dichtbundel ‘Lichtval’ uit, helemaal in het teken van Adriaen Coorte. Hiernaast het vijfde gedicht in de reeks.

Nou heb ik wel een tijdje nederlands gestudeerd, maar gedichten verklaren is echt niet mijn sterkste punt. Wat Favery lijkt te zeggen, en dat herkent hij ook in het werk van Coorte, is dat er een kern is die zichtbaar gemaakt moet worden maar dat de uiterlijke vorm niet uitmaakt. Of hij nou een kruisbes of een aardbei schildert, of een hop of een pelikaan, het maakt niet uit, hij heeft de kern zichtbaar gemaakt. Maar…moeilijk gedicht. Vond ik toen al, ook toen Rein Bloem het voorlas en besprak.

Het is mij wel duidelijk dat Adriaen Coorte een nieuwe weg is ingeslagen met het stilleven. Pure soberheid. Dat in tegenstelling van de weelderige voedsel stillevens die zo kenmerkend zijn voor de 17e eeuw. Neem bijvoorbeeld het eerder besproken schilderij van Clara Peeters.

Coorte heeft meerdere kruisbessen geschilderd. Het lijkt alsof hij door wilde dringen tot de kern. Een velletje waar doorheen je het vruchtvlees en de pitjes kunt zien zitten maar overdekt met een harig laagje. Daarnaast zitten aan een rijp takje kruisbessen tussen de donker gele altijd een paar groen gele. Het licht strijkt langs de blaadjes en laten de bessen oplichten.