Eerste ontmoeting na jaren

Destijds moest ik een gesprek voeren met opa. Over mijn vader. Het was goed bedoeld en kwam voort uit bezorgdheid om mij. Ze wilden mij beschermen tegen mijn pa’s kwalijke invloeden. Maar dat is onmogelijk. Vanaf mijn conceptie beïnvloedde hij mij, of je wilt of niet. Dat heb je te aanvaarden. Maar opa vroeg: ‘Wat zie je in die man’, en daarop wist ik eigenlijk geen goed antwoord omdat ik hem al jaren niet gezien had. Maar ook op de vraag: ‘Wat verwacht je van hem’ had ik geen antwoord. Want wat verwacht je van je vader? Gewoon dat hij er is. Nou misschien ietsje meer. Ik was net over de eerste schok van de prepubertijd heen en ik wilde nu echt weleens wat met een meid. Ik zoemde als een bijtje rond de bloemetjes zonder dat ik echt durfde te gaan zitten op de kelk, laat staan dat ik de honing uit de diepte van de bloem durfde te zuigen. Vaag dacht ik dat mijn gebrek aan moed te maken had met het ontbreken van een vaderlijke hand die mij leidde. Maar wat ik nou echt in hem zocht…Misschien zocht ik mijn vader van vroeger. Mijn vader die met me ging voetballen en oorlogje spelen. Die de krant bezorgde bij Johan Cruyff in Betondorp en die daarna gebakken hom en kuit kocht. Mijn vader die een molen aan de Gein schilderde…Die vader zocht ik. Maar hoe leg je dat uit? Zeker als dat gesprek meer leek op een kruisverhoor. Met de beste bedoelingen, heus, wat dat betreft geen kwade herinneringen. En achteraf begrijp ik mijn familie wel. Mijn pa was gewoon geen lekkertje, integendeel. Ik denk dat ik mijn eigen kinderen ook wel tegen zo’n man had willen beschermen. Maar dat is achteraf praten. Ook opa begreep wel dat het gesprek vruchteloos zou blijven; hij stelde zijn vragen zonder veel overtuiging. Maar toch kwetste ze me destijds, ondanks… (wat een gedraai!)

En dus gaven ze me na het gesprek met opa zijn adres. Ik schreef hem een briefje, denk ik, want ik weet het niet meer. Op de dag van de afspraak zagen we mijn vader, vanuit ons huis, staan op de plaats waar we afgesproken hadden, naast een donkerblauwe Renault 4. Het was een mooie dag in de begin jaren zeventig. Ik weet haast zeker dat Joop den Uyl onze minister-president was. En toen ik tegenover mijn vader stond keerde er een rust in mijn hoofd terug die er jaren niet was geweest. Die pa van mij voelde zo vertrouwd en zo verschrikkelijk van mij. Zonder dat hij iets speciaals zei, voelde ik me aanvaard zoals ik was. Voelde ik me erkend als persoon. Bij voorbaat aanvaarde ik alles van hem. Alles! Nog nooit zo’n puinzooi in een auto gezien. Lege pakjes shag en lege koekpapieren en soms niet eens helemaal leeg. De bijrijder stoel moest even vrijgemaakt zodat ik er kon zitten. En ik vond het geweldig. En zo reden we naar flat Egeldonk in de Bijlmer en toen we beneden stonden zei mijn vader dat de puinhoop in de auto (want dat zag hij zelf heus wel) gelijk was aan de puinhoop in zijn huis. En dat was ook zo. En ik vond het geweldig. Mijn pa! Niks geen saaie Piet. En ik was veertien en mijn vader vond het vanzelfsprekend dat we met z’n tweeën sigaretjes zaten te roken. Hij bood me ook een pilsje aan, maar ik wilde liever koffie. Hij ook, zei hij.

Ik denk dat ik verliefd was, die dag. Verliefd zonder seks of erotiek. Maar wel met een hersenvernauwing. Dat wel. Sjonge wat was ik gek op die man na mijn eerste ontmoeting. Trouwens daarvoor ook. Ook later, tegen beter weten in. Ik kan er helemaal niets aan doen. Ging helemaal vanzelf.

Vandaag ga ik met iemand over míjn pa en háár moeder praten…heel erg spannend!