Gezien en gehoord op 5 november 2016 in het Concertgebouw
Was het zo dat rijke kinderen een muziekleraar kregen en meteen los konden op het instrument van hun keuze, op de volksmuziekschool Willem Gehrels vond men dat je op je instrumentkeuze moest worden voorbereid. Eerst leren noten lezen. Eerst leren ritme klappen en melodie zingen. Eerst de theorie over de muziekinstrumenten en onderzoeken uit welke instrumenten je nou precies een keus kon maken. Pas daarna mocht je een instrument kiezen. Met ontzettend veel plezier volgde ik vanaf mijn negende de klasjes algemeen vormend muziekonderwijs. Ik was gek op zingen, had een goed ritmegevoel en voelde me in elk klasje thuis. Omdat ik zo verschrikkelijk vaak al of niet beantwoordde liefdes vond, weet ik het niet helemaal zeker, maar ik geloof dat Ellen mijn eerste niet helemaal compleet absoluut platonische liefde was. Op de volksmuziekschool zaten we in dezelfde klas. Ik verheugde me er erg op om haar te zien en om na afloop van de les samen terug te wandelen. Grootmoedig had ik gelogen dat haar huis op mijn route lag en dus liep ik een heel eind om. Voor haar.
We hadden een dik schrift moeten aanschaffen met harde kaft. Daarin schreven we alles op wat we leerden. Omdat de leerkrachten niet allemaal even pedagogisch begaafd waren, schreef ik heel wat op zonder enig begrip. De dorische toonladder, bijvoorbeeld, en woorden als ‘contrapunt’. Maar dat deed er niet toe. Ook over de opstelling van het orkest kregen we een paar lessen. De strijkers zaten in een grote boog om de dirigent heen, werd ons geleerd. Van links naar rechts: Eerste violen, tweede violen, altviolen en daarnaast sloten de celli de boog. Achter de celli de contrabassen. Gisteren bleken deze lessen die ik in het verleden gehad had, weggegooid geld. Mark Albrechts had de opstelling van het orkest radicaal verandert. Weliswaar met de strijkers op de eerste ring en de blazers op de tweede ring en de pauken daar weer achter, maar toch compleet anders dan we gewend zijn. Ik kan niet goed inschatten of horen wat dit voor gevolgen heeft voor de klank van het orkest. Daarvoor zou ik een vergelijkend warenonderzoek moeten doen waarbij men eerst in de ene en dan in de andere opstelling hetzelfde stuk speelt. Wie weet dat ik er dan iets over kan zeggen. Wellicht ook wisselde Albrechts de plaatsen wel zodat iedereen om beurten de last van de koperblazers moest dragen.
Na afloop zat één van mijn oren potdicht. Het was mij niet opgevallen dat de muziek echt zo hard was; ik vond het goed te behappen, maar kennelijk was één van mijn oren het daar niet mee eens. Het geluidsvolume was somtijds fors. Daarom had ik ook best te doen met de strijkers pal voor de koperblazers, en de houtblazers vlak voor de pauken.
De vijfde symfonie van Anton Bruckner. Ik dacht dat ik deze symfonie kende, maar dat was niet zo. Vandaar dat ik de symfonie onbevangen beluisterde. Wat opvalt is dat twee delen identiek beginnen. Het eerste en het laatste deel. Ik constateerde ook een verschil. Bij dat eerste thema, pizzicato in de bassen en daarna een rustige harmonieuze inzet van de andere strijkers, speelt in het laatste deel een klarinet de verstoorder. Deel twee en drie beginnen met dezelfde melodielijn, maar anders georkestreerd en in een ander tempo. Vanaf dat eerste thema gaan de delen hun eigen weg.
Mijn strategie om eerst de muziek goed te bestuderen om daarna het concert te horen, ga ik zeker weer oppakken omdat ik nu delen van de muziek toch gemist heb. Daat kwam door mijn brein. Mijn brein raakte soms de weg kwijt of vond ineens andere zaken veel interessanter…terwijl ik toch in het concertgebouw zat.
Al met al heb ik wel een lekkere avond gehad. Bij de garderobe zag ik een man in een nieuwe broek. Spiksplinternieuw. Het zijn dingen die je liever niet ziet…maar het is zo vertederend…