Toen geliefde J. bijna voltijds ging werken en ik dat nog steeds deed, besloten wij dat we het huishouden niet meer alleen af konden. Na wat heen en weer vragen kwamen we in contact met Rose. Eens per week zou ze een ochtend komen om het huis een beurt te geven. Ghanese Rose. Ze had een kind en ze woonde ‘ergens’ in de Bijlmer. Verder wisten we niets van d’r, alleen d’r telefoonnummer. Eigenlijk zagen we haar ook nauwelijks want we gaven haar in goed vertrouwen de sleutels van ons huis. Als wij op ons werk waren, kwam Rose om te poetsen en als wij weer thuis kwamen dan rook het huis naar roosjes…in het begin. Maar allengs leek het steeds minder schoon te worden. We ontdekte dat we haar voor een ochtend betaalde en dat ze het werk in een half uurtje afraffelde. Hoe nu verder? Geliefde J. en ik zijn nou eenmaal geen werkgevers. Tobben, tobben en nog eens tobben. Eerst hebben we het nog geprobeerd met briefjes: zou je vandaag ook … willen schoonmaken. Maar dat bood geen soelaas. Moeilijk. Uiteindelijk hebben we haar vriendelijk verteld dat we het huishouden weer zelf gingen doen. Eigenlijk vertelde geliefde J. dat haar, want schrijver dezes is daar te schijterig voor. Rose was opgelucht zagen we. Kennelijk zat ze er zelf ook wel mee in d’r maag dat ze er niks meer van bakte, van dat huishouden en wist ze bovendien niet hoe je dat zou kunnen verbeteren.
In de roman ‘Huiswerk’ van Marja Bruis gaat het ook over de verhouding tussen haar en d’r werkster. Laat zij nou ook Rose heten en laat zij nou ook ergens uit Afrika komen. Even heb ik nog gedacht dat ‘onze’ Rose en de Rose in de roman dezelfde persoon waren, maar dat denk ik niet. Hoofdpersoon Clara bewoont met haar echtgenoot Hartog een ‘huge’ grachtenpand. Ze is journaliste en worstelt net als wij met het idee dat je eigenlijk geen personeel in dienst moet hebben. Maar toch heeft ze iemand nodig die het huishouden doet in hun grote huis. Aldus komt Rose op de proppen. Clara weet nauwelijks iets van d’r. Ze zou een dochter achtergelaten hebben in Afrika, bij haar ouders en ze zou ook hier een kind hebben. Maar eigenlijk weet Clara dat ook weer niet zeker. Rose vraagt Clara om het geld dat ze verdiend niet direct aan haar te geven, maar het voor haar op te sparen. Aldus maakt Clara een enveloppe waarin ze het geld opbergt en een administratie bij houdt. Dan wordt er ingebroken en neemt de dief doelbewust de enveloppe mee. Wie wist er precies waar de enveloppe werd opgeborgen? Wie had kunnen weten waar de enveloppe met geld opgeborgen werd? Alles verdenkingen wijzen naar Rose. Hoe nu verder/ Haar beschuldigen kan moeilijk want hoe kan je bewijzen dat het Rose was? De inbreker kwam ’s nachts en leek een sleutel te hebben van het huis… Clara en Hartog worstelen. Wat te doen? Eigenlijk blijft er maar één optie over…
De roman bestaat uit een heel dun verhaallijntje met een heleboel er omheen. Het lijkt nogal associatief; het één is weer een start voor het andere. Gedachtenspinsels, gebeurtenissen uit het verleden, gevoelens, zoon, dochter, stagiaires en van alles. Ondertussen is er het lijntje van werkster Rose en het geld. Het las wel lekker, maar somtijds wel moeilijk te volgen…waar heeft ze het nu weer over? We waren toch bij… Maar dan is er weer een heel ander stuk verhaal, een heel andere gedachtenkronkel. Door dat fladderige is het goed dat ik hier wat van opschrijf, anders was ik alles morgen al weer kwijt geweest.