Voedselverspilling is een groot probleem, vind ik. Teun van der Keuken onderzoekt dit issue in het programma De Monitor op zondagavond. Hij constateert dat het niet zozeer de consument is die veel weggooit, maar vooral de agrarische sector en de supermarkten. De agrarische sector gooit alle producten weg die ook maar even niet aan de normen voldoet. Een aangroeiseltje of een té rijp tomaatje is al reden genoeg om het in de vuilcontainer te laten verdwijnen. Ook een kromme komkommer of een te groene gele paprika gaat het niet redden. Ze komen niet eens tot in de supermarkt omdat de producent ze al heeft doen verdwijnen. Komen producten vervolgens volledig goedgekeurd wel in de supermarkt, dan stempelt het winkelbedrijf er een uiterste verkoopdatum op. Tot dan is het product geschikt om te verkopen en daarna wordt het beschouwd als vuilnis. Onderzoek van Van der Keuken leert dat die datums erg willekeurig zijn en heel veel verspilling in de hand werken. Einddatums op producten als rijst of spaghetti of blikken bonen, slaan werkelijk nergens op; die producten blijven eeuwig goed. Groente heeft helemaal geen einddatum nodig; je ziet makkelijk wat goed of niet goed is. Vlees vind ik eerlijk gezegd een ander verhaal; daaraan kan je niet goed genoeg zien of het bedorven is of niet. Bovendien is bedorven vlees eten echt gevaarlijk.
Ikzelf gooi relatief weinig weg en als ik iets weggooi dat niet groen van de schimmel is of waar een ware lijkenlucht vanaf komt, dan voel ik me enorm schuldig. Ik had het eerder moeten opeten of ik had het in de vriezer moeten houden of ik had het potje niet open moeten maken. Ik verwijt mezelf heel erg veel. Maar eigenlijk ben ik natuurlijk zo onschuldig als wat aan al die verspilling want zo groot is onze afvalberg niet!
Is dat zo? Nee, natuurlijk is dat niet zo. Die stickers waarop staat dat het product bijna weggegooid gaat worden. Ik trek me daar wel degelijk wat van aan. Ik wil niet de indruk wekken dat ik een arme sloeber ben die het met halfverrotte producten moet doen. Af en toe een koopje in mijn mandje is prima, maar het moet niet te gek worden. Tomaten is een ander verhaal; die verkoopt de supermarkt te onrijp. Bij tomaten moet je juist wachten tot ze er een sticker op plakken; dan zijn ze pas lekker. Maar dat terzijde.
Het ergste is natuurlijk dat ik een kritische consument ben. Ik heb er zwaar de smoor over in als ik etenswaar heb gekocht waar iets mee is of als er in de zak met gekochte appels een exemplaar met een plekje zit. Als er een tomaatje aan de trostomaatjes opengebarsten is. Ik wil zulke producten niet. Ik bekijk wat ik koop erg kritisch. Neem bijvoorbeeld de champignon. Van der Keuken liet zien hoe verschrikkelijk krap de uiterste verkoopdatum wordt berekend. Ik kan je meedelen dat ik deze paddenstoelen vóór de uiterste datum al niet meer koop. Ik kijk niet eens naar die datum. Ik probeer de afgesneden steel te bekijken in het bakje. Die moet wit zijn. Dan zijn ze vers en smaken ze lekker. Een bruine steel en een hoed die los van de steel is, smaakt scherp. Ik zelf ben de grootste voedselverspiller, want de agrarische sector en de supermarkt gooien alleen maar weg wat ik niet wil kopen. Zo zit het eigenlijk in elkaar.