Geen wetenschap waar de fraude zo op de loer ligt als de sociale psychologie. Soms lijkt het alsof je alles kunt bewijzen en dan weer helemaal niets. Vegetariërs zijn minder agressief dan vleeseters, bijvoorbeeld, of…als je een pen tussen je tanden klemt – en je gezicht dus wat kenmerken van een glimlach vertoond – dan zou je je automatisch beter gaan voelen. Dat laatste leek eerst bewezen, maar andere onderzoekers die het experiment overdeden, zagen geen significante verschillen met mensen zonder een pen tussen hun tanden. Het leek me al een broodje aap en toen werd het bevestigd. Toch denk ik dat er vaak een relatie is tussen lichaamshouding en psychische gesteldheid. Als de resultaten van dergelijk onderzoek specifiek zijn en meetbaar. Losse gevoelens zijn dat doorgaans niet. Jij voelt per slot van rekening niet wat ik voel en over de gevoelens van een ander kan je maar heel weinig zeggen.
Gisteren bekeek ik op YouTube de TED-talk van Amy Cuddy. Zij vertelt over (haar?) onderzoek naar het effect van lichaamshouding op de psychische gesteldheid van mensen. Ze constateerde dat sommige studenten breeduit zaten en zich groot maakten en dat ze alleen daardoor al veel zekerder overkwamen. Als zij hun vinger opstaken om iets te zeggen dan kan je haast niet om die vinger heen. Groot, sterk, dominant, zeker van zichzelf. Ze mogen en willen gezien worden. Daartegenover zag ze studenten die weinig plaats innamen. Als zij hun vinger opstaken reikte die nauwelijks boven hun hoofd. Als docent heb je de neiging om die mensen maar geen beurt te geven, niet in het zonnetje te zetten en nauwelijks aandacht aan ze te besteden. Ze tonen bang, verlegen en onzeker. Hun lichaamshouding verraad een psychische toestand die meetbaar blijkt. Meet je de aanwezige hoeveelheid cortisol in het bloed, dan kan je een uitspraak doen over de stress die een persoon voelt. Meet je het testosteron dan kan je iets zeggen over hoe zeker iemand zich voelt. Bij de mensen die zich groot maakten bleek het cortisol gehalte laag te zijn en het testosteron percentage relatief hoog. Bij de mensen die zich klein maakten lagen deze percentages precies andersom. Mensen die zich klein maken zijn vaak fijne, aardige mensen die rekening houden met anderen en die een ander niet graag kwetsen of pijn doen…vaak vrouwen, maar ook veel mannen. De opgeblazen kikkertjes daarentegen, brengen het al snel tot managers waarbij het ze aan hun reet zal roesten hoeveel leed ze veroorzaken bij het najagen van hun carrière. Ze veroveren en laten het daarna achter zich. Ja inderdaad; vaak mannen. Maar tegenwoordig herken ik ook wel veel vrouwen die aan dit macho-syndroom lijden.
Vraag is nu of je van een bescheiden lieverdje een opgeblazen kikkertje kan maken. Want Opgeblazen kikkertjes worden weliswaar als mensen minder gewaardeerd, maar in werksituaties spelen ze de eerste viool. Wil je dus carrière maken dan moet je je wel ietsje groter maken dan het bescheiden lieverdje dat je eigenlijk bent. Uit meetresultaten blijkt dat als je je als ineengedoken zachtaardigerd groot maakt (onderuitgezakt, benen wijd, je ene arm op de stoelleuning naast je en de andere in de lucht), je je meetbaar ook anders voelt: De cortisolspiegel daalt terwijl het testosteron stijgt. Daardoor wordt je eventjes een iets minder gewaardeerd mens, maar krijg je wel wat voor elkaar. Helaas heb je doorgaans absoluut niet door hoe je je gedraagt want je bent wie je bent.
Een leuke TED talk, zeker de moeite waard!