Ik weet niet wat voor bril ik had moeten meenemen, maar op de fraaie kunstwerken ter grootte van een walnoot kon ik moeilijk focussen. Ik had moeite om ze te zien. Ook de vergrootglazen die het Rijks als hulpmiddelen had neergelegd maakte het niet eenvoudig om alles te zien wat er te zien viel. Zelden kunst gezien waar ik zo van onder de indruk was. Niet alleen dat alles onnoemelijk klein was, maar ook nog eens van een superieure artistieke kwaliteit. Het werk van uitmuntende beeldhouwers op de kubieke millimeter. De tentoonstelling ‘Small Wonders’ bezorgt je hoofdpijn, want je wilt alles zien en dat is onmogelijk, en het maakt je gelukkig want uitvergroot op de muur blijkt dat zelfs een handje van een fractie van een millimeter nog herkenbaar als een echte hand. Ongelofelijk!
Als je de tentoonstelling bezoekt loop je eerst langs beeldjes van zo’n slordige vijftien centimeter groot. Klein, maar klein zoals je ze wel vaker ziet. Bij die beeldjes gaat het om de kwaliteit en de detaillering. Die is enorm. Beeldjes van Maria Magdalena bijvoorbeeld van zo’n tien centimeter groot. Een prachtig uitgesneden jurk die in plooien om haar heen valt. Devoot kijkt ze naar de hemel. Maar ook een uit buxushout gesneden kerststalletje. Zo trefzeker zie je ze zelden. Adam en Eva als gladde jonge goden met gewelfde buikjes. Klein maar fijn. Wat opvalt is dat de beeldensnijder Eva een echte vrouw laat zijn. Niet alleen het piemeltje van Adam is bloot, maar ook de schaamlippen van Eva. Dat zie je zelden. Vrouwen zijn in oudere kunst glad tussen hun benen; alsof daar helemaal niets zit. Bij deze Eva een uitgewerkte vulva. Eerlijke kunst; ik hou daar wel van. Bij een ander beeldje van net vijftien centimeter hoog, heeft de devote heilige handschoenen aan. Wat een wonder om te zien hoe de beeldensnijder het gelukt is om een beeldje van maar zo groot handschoenen aan te geven. Ik word daar stil van. Aan het eind van deze kamer van kleine beeldjes een klein vertrek met een gebedsnoot. Op de muur uitvergroot wat je in de vitrine zou moeten kunnen zien.
Je tuurt naar dat kleine bolletje ter grootte van een walnoot en je ziet een voorstelling in een notendop maar je hebt moeite om je ogen scherp te krijgen op zoveel kleins. Je ziet tal van personen op miniatuurformaat. Je ziet paarden. Een gekruisigde Jezus. En ja, op de uitvergroting op de muur constateer je dat Jezus herkenbare handen heeft die aan een kruis zijn gespijkerd. Of verzin ik de spijkers? In ieder geval is er de suggestie van spijkers. Ook lansen zie je. Je vraagt je af hoe iemand zoiets heeft kunnen maken. Je moet niet alleen heel erg artistiek begaafd zijn, maar je moet ook nog eens over hele goede ogen beschikken en over hele vaste handen. Een lans is niet veel minder dan een splinter hout. Maar deze lans lijkt niet op een splinter, maar op een lans. Hoe krijg je dat voor elkaar. Ik stond een lange tijd vol bewondering naar die ene noot te kijken. Toen ik de ruimte verliet ontdekte ik dat er nog een ruimte was…vol met gebedsnoten. En rozenkransen en andere miniatuur beeldjes.
Men vermoedt dat al dat kleins uit één en hetzelfde atelier afkomstig is. Uit wat summiere gegevens denkt men te weten, met heel veel slagen om de arm, dat de Delftse beeldhouwer Adam Dircksz de maker is van al het tentoongestelde kleins. Men weet het absoluut niet zeker. Het lijkt wel duidelijk dat de beeldjes en gebedsnoten afkomstig zijn uit één atelier. Qua stijl lijken ze erg op elkaar.
Aan het eind van de tentoonstelling staat één van de hoogtepunten. Uit één stuk hout een beeld met verschillende scenes uit het verhaal van Sint Joris en de Draak. Zo verfijnd en zo gedetailleerd…en…je moet zelf maar gaan kijken!
Tenslotte mijn strategie om meer te zien dan ik met het bebrilde en door een loep geholpen blote oog…foto’s maken. Hopen dat die foto’s zo scherp zijn dat alle details thuis duidelijk worden. Dat is me dus maar één keer gelukt. De rest was scherp genoeg als kiekje, maar niet om de details naar voren te brengen.