De opera in Praag is vermaard. Veel Mozart opera’s gingen in deze prachtige stad in première. Niet zo gek dus dat ik, nu ik mijn single vakantietje in de Tsjechische hoofdstad vier, ik een kaartje voor de opera kocht. Geen Mozart opera die hier in première ging, helaas. Ook geen ‘Rusalka’ van Dvořák, geen ‘Het sluwe Vosje’ van Janáček maar toch wel één van mijn lievelingsopera’s; Der Rosenkavalier van Richard Strauss. Voor zover ik begreep is het operagebouw, hoewel het er van binnen behoorlijk barok uitziet, niet meer het theater waar Mozart zijn triomfen vierde. Ik begreep dat dit gebouw gebouwd is in de 19e eeuw. Ik heb inmiddels al best wat operahuizen in Europa gezien en het valt me op dat er grof genomen twee soorten theaters zijn. Je hebt de veredelde concertzaal met podium waar datgene wat de musici in de orkestbak en acterende musici op het podium in het centrum van de belangstelling staat. Neem onze Stopera, bijvoorbeeld. Kom je in de Parijse opera, maar dus ook de Praagse, dan lijkt datgene wat zich op het podium afspeelt veel minder belangrijk. De loges waarin je ziet en gezien kan worden lijken belangrijker. In de Praagse opera is de garderobe ook veel kleiner omdat de bezoekers met een loge daar zelf hun jas kunnen ophangen, zag ik. Dat is een beetje wezensvreemd aan deze Amsterdammer die alleen zegt te komen voor de artiesten en kunstenaars. Maar…gelukkig draait ook hier uiteindelijk alles om de muziek en wat daarmee op het podium wordt gedaan. En gelukkig is het ook zo – net als in de Stopera – dat jonge mannen en vrouwen op hun paasbest in het theater zitten. De mannen in pak met vlinder- of stropdas. De vrouwen in robes die veelal hun schouders en rug bloot laten. Het hoort erbij en eigenlijk is het ook wel leuk. Heb ik niet voor niets op het laatste moment nog een overhemd gekocht zodat ik niet in mijn trui tussen de maat-mode zat.
Maar goed, het gaat dus om de muziek. Helaas gaat mijn gehoor achteruit. Dat heeft tot gevolg dat ik het gevoel heb dat veel mensen maar wat aanmompelen. Een ander gevolg is dat een teveel aan geluid pijn aan mijn oren doet. Overal waar een orkest gaat spelen, warmen de musici zich alvast op. Ze strijken wat, ze blazen wat en ze laten wat trommelgeroffel horen. Laatst in het concertgebouw viel me dat nauwelijks op maar in de Staatsopera van Praag was het geluid oorverdovend. Niet alleen ik had er last van maar mijn buurman ook; hij drukte zijn oren dicht. Ik denk dat dat aan de akoestiek lag. Tijdens de hele opera klonk het orkest naar mijn smaak te hard. De zangers hadden moeite om er overheen te komen. Het operatheater is kleiner dan de meeste zalen die ik ken; daar kan het aan liggen. Het gevolg was wel dat ik minder kon genieten dan ik anders doe van deze fantastische muziek. Maar er waren genoeg ontroerende momenten om mijn avond toch geslaagd te maken. Heus wel. Eigenlijk moet je wel van hele goede huize komen om de presentatie van de roos of het eindtrio te verpesten. Dat deden ze dus hier ook niet; geweldig. Ik vraag me wel telkens af, en dan ga ik wat dieper in op de plot van de opera – in hoeverre liefde-op-het-eerste-gezicht realistisch is. Ja, ik ben wel eens compleet overweldigd geraakt door iemand (lang geleden) en misschien – maar ik betwijfel het – is er ook wel eens iemand overweldigd geraakt door mij, maar tegelijkertijd overweldigd geraakt, zeg maar ‘zij en jij’, daarvan vraag ik me af of dat vaak voor komt. Maar eigenlijk maakt het niet veel uit, in de Rosenkavalier is de bliksemflits tussen twee zielen de centrale as in de opera en dat moment is zo fantastisch op muziek gezet dat het nog dagen in je hoofd zit, inclusief de ontroering die het teweeg brengt.
Een opera speelt zich af op het toneel en daar wordt een verhaal verteld. Dat moet wat betreft alles coherent zijn en te volgen. Sommige aspecten waren wat moeilijk te volgen vond ik. Gezien de kostuums speelde het eerste deel zich af in de 18e eeuw. Pruiken, sabels, hoog opgetaste kapsels en Rococo Marie Antoinette jurk met superbrede heupen. Kan niet missen, we zitten in de pruikentijd en het speelt zich in de hoogste Weense kringen af. Het tweede bedrijf speelt zich af in de koopmanswoning van de rijkgeworden (maar niet adelijke) vader van Sophie. Dan zitten we ineens halverwege de 20e eeuw als je de kostuums bekijkt. Geen lange rokken en geen pruiken, maar strakke bloemetjesjurkjes voor de vrouwen en pakken voor de mannen. Wel weer dienstmeisjes in uniform terwijl dat toen wel passé was. Als de adel zich aandient in de scene, dan zijn ze kennelijk blijven hangen in de rococo. In de kostumering werd een slordige honderd jaar overgeslagen…waarom? Kennelijk wilde de regisseur een groot contrast tussen het ‘oude geld’ aan de ene kant en het ‘nieuwe geld’ aan de andere kant. Begrijp ik wel, maar dan had je dichterbij kunnen blijven…zeg maar de kleren zoals Beethoven ze droeg. Verder zakte het toneel scheef. Ik denk om aan te geven dat alles scheef zit. Het gebeurt zo ongeveer nadat de vader van Sophie bezweert dat zijn dochter met de veel oudere en onbeschofte baron moet trouwen. Als uiteindelijk Sophie met haar ongeveer even oude Octavian lijkt te gaan trouwen, gaat het toneel weer recht. Alsof ‘eens goed, al goed’ is. Dat is maar de vraag, want ik vind dat Hoffmanstal en Strauss in zekere zin ook aangeven dat Sophie hetzelfde lot zal hebben als dat van de Marschallin; Octavian die zijn geile gang gaat terwijl Sophie mooi mag wezen en thuiszitten en wie weet voor wat nageslacht zorgen. Dat wordt in de opera met zoveel woorden gezegd en ik denk dat Strauss daar in ieder geval zijn gedachten over heeft gehad met zijn beroemde zangeres echtgenote. Ik denk dat hij zijn dochters meer gunde.
Al met al een leuke avond uit in Praag!