Toen we een jaar geleden van onze vakantie terugkeerden naar huis, maakten we een tussenstop in Senlis. Naar later bleek een roemruchte stad waar prinsen en koningen hebben geresideerd. Iets daarvan drong ook toen al tot ons door want in Senlis staat een enorme kathedraal. Nou zegt dat niet alles, want in Frankrijk vind je wel vaker een kathedraal in een onooglijk stadje, neem Chartres. Maar toch, een grote kathedraal zegt toch wel iets over het belang van de stad. Ook in Frankrijk. Vanuit ons snelweghotel liepen wij naar de binnenstad op zoek naar een restaurant. We liepen door naar de kathedraal. Een kathedraal in zwaar verval. De eerste deur die wij probeerden was groen uitgeslagen. Waterspuwers hingen er wormstekig en vol algen overheen. De machtige muur zag er vermoeid uit en had diverse plantjes toegestaan om zich te wortelen in de brokkelige muur. De deur kon niet open en daarom liepen we rond de kerk om een ingang te zoeken. De buitenkant van de kerk oogde naar heel lang geleden vergane glorie
Toen we een ingang hadden gevonden en de kerk binnenstapten en ik van mijn ruimtevrees was bekomen, ontwaarden wij dat het betreden van de kathedraal niet geheel zonder gevaar was. Over de rijkversierde sluitstenen waren netten gespannen die eventueel vallende brokstukken konden tegenhouden en die de argeloze bezoeker moesten vrijwaren van een wisse dood. Overal vertoonde het plafond gaten waar ooit stenen hadden gezeten. Met een handvol andere bezoekers keken we naar dit intrieste gezicht. Zelden zoveel monumentale ellende bij elkaar gezien. Door al het verdriet heen, kon je de glorie zien van wat eens was. Een majestueuze kerk en een hoogtepunt van gotische bouwkunst. Maar vervallen en gedoemd te sterven, zo leek het; roemloos zou de kathedraal vergaan en instorten, zo vreesden wij.
Zo’n zelfde verhaal over de kathedraal van Beauvais. Daar waren we afgelopen zomer. Niet de mooiste maar wel de grootste. Dat was de middeleeuwse bouwers al een paar keer duur komen te staan dat ze de grootste wilden. De kerk is al diverse keren ingestort toen hij nog niet eens af was. Nou ja, af is hij feitelijk nog steeds niet want als ik het wel heb, was er een toren gepland en die staat er niet op. En ook in deze kathedraal halfbakken pogingen om het instorten van de kerk te voorkomen. Met zware houten stutten probeert met het naderende onheil te voorkomen.
Vandaag in de Volkskrant een verslag van nog weer een andere beroemde kerk in Frankrijk: De Notre Dame in Parijs. Die kerk waarin je Quasimodo samen met zijn Esmeralda ziet rondhupsen. Nog niet te zien, maar onmiskenbaar rukt het verval op. Achter een façade van schone schijn liggen de brokstukken; het staat model voor de kerk in Europa. Europeanen keren massaal de kerk de rug toe en daarmee vervallen ook de inkomsten. Ondertussen blijven de kathedralen wel godshuizen terwijl ze dat eigenlijk niet meer zijn. Op een enkele kathedraal na dan. Zoals Chartres die een pelgrimskathedraal is geworden. Maar de Notre Dame in Parijs is geen godshuis meer. Een museum, dat is het geworden. Misschien moet de Franse overheid de kathedraal ook zo behandelen en toegangsprijzen vragen. Wellicht dat het op zo’n manier lukt om de kathedraal voor het nageslacht te bewaren. Dat moet in mijn ogen wel het doel zijn want de Europese mens heeft eeuwenlang het beste wat men kon en het mooiste wat men kon bedenken aan de kerk geschonken. Dat mogen we niet zomaar laten verdwijnen!