Gisteren werd de Rotterdamse wethouder Struijvenberg geinterviewd door Nieuwsuur. Het ging over de uitvoering van de nieuwe participatiewet. De wet die gemeenten opdraagt om mensen die in de bijstand zitten, klusjes te laten doen. Werkelozen moeten in ruil voor hun uitkering, ‘iets’ terugdoen voor de maatschappij. Wethouder Struijvenberg van Leefbaar Rotterdam kwetst mij. Sinds 1988 heb ik gewerkt. Altijd gewerkt. Altijd mijn eigen geld verdiend. Maar toch weet Struijvenberg mij diep te kwetsen.
Struijvenberg zet mensen in de bijstand weg als luie mensen. Dat doet hij met veel genoegen. De lol die hij heeft om mensen bij het grofvuil te zetten, raakt me diep. Hij ziet geen mensen met potentie, maar hij ziet onderkruipers die maar eens moeten voelen… Een houding die heel erg past bij Leefbaar Rotterdam want ik zag diezelfde houding bij zijn voorgangers. Ik zou graag een analyse zien van mensen die een bijstandsuitkering hebben. Ik denk dat dat vaak mensen zijn die zelf heel graag uit de bijstand willen en wachten op (en zoeken naar) een baan. De bijstand is voor hun een financiële brug naar betaald werk. Maar ik denk dat er ook een grote groep is, waar bedrijven eigenlijk niet op zitten te wachten. Ik weet het niet precies, maar dat denk ik. Ik zie een aantal soorten mensen voor me.
In de eerste plaats laagopgeleide alleenstaande moeders met jonge kinderen. Sommigen missen de mogelijkheden om een juiste oplossing en partner te vinden. Als je alleen komt te staan met je kleintjes dan moet je teveel zorgen om je hoofd bij een betaalde baan te houden. Zit een werkgever te wachten op een laagopgeleide alleenstaande moeder met kleine kinderen? Nou nee dus. Zo iemand was mijn moeder. Later is ze gaan studeren en is ze toch nog, redelijk, op haar pootjes terecht gekomen.
In de tweede plaats zie ik laagopgeleide mannen die geen focus in hun leven hebben. Daarom drinken ze te veel, blowen ze, snuiven of spuiten ze. Ze doen een dingetje hier en een dingetje daar. Ze houden zich aan de wet zolang het uitkomt. Leven van de hak op de tak. Je zou het best ‘zieke’ mensen kunnen noemen. Ze gaan ook vaak vroeg dood; soms zelfs op natuurlijke wijze. Welke werkgever wil zo iemand in dienst? Niemand dus. Mijn vader was zo iemand. Hij kwam er niet uit en overleed jong met een lever zo hard als steen.
Struijvenberg, met zijn getrimde baardje, is geen loser en ook geen laagopgeleide alleenstaande moeder. Struijvenberg zet anderen weg als mensen die niets voorstellen. Struijvenberg voelt zich superieur: Hij aan de top met zijn mooie baan en zijn vrouw en zijn kindjes in zijn geile rijtjeshuis… heersend over de bijstandswormen. Ze kruipen op de grond en dienen te doen wat Struijvenberg hun opdraagt.
Maar die loser en die alleenstaande moeder zijn toch mensen waar ik erg veel om gegeven heb.
Wat heb ik verschrikkelijk de pest aan mensen als wethouder Struijvenberg van Rotterdam! Wat een air!