Turks Fruit van Jan Wolkers is een roman die ik veel te vroeg heb gelezen. Het boek greep me bij de keel en ik heb nog wekenlang rondgelopen met scenes die me op alle mogelijke momenten overvielen. Had ik het boek gelezen toen ik ietsje ouder was, dan had ik er, denk ik, meer aan beleefd. Ik had de film niet gezien dus hebben de beelden zich autonoom in mijn hoofd genesteld. Nog steeds, zoveel jaren later, staan veel scenes gekrast op het netvlies van mijn geestesoog en zien ze er anders uit dan hoe Paul Verhoeven ze verfilmde. Een boek over dé liefde en het vuur en…oké…de seks. Tuurlijk wel. De seks is het vuur en het vuur verslindt je en verzengt je als je de roman beleeft zoals ik destijds. Een roman vol hartstocht. Een roman die verder gaat waar Romeo en Julia stopt. Een zedenschets.
De roman is een tijdsbeeld. Het boek is een kind van de tijd waarin het geschreven werd. Een tijds waarin alles moest kunnen. Daar loop ik tegenaan als ik weer terug probeer te kijken. Dat begon al een beetje toen mijn jongens voor hun lijst moesten lezen. Turks Fruit vonden ze maar niets. Ze zijn geen lezers, die mannen van mij, maar ze vonden het zoveel niets dat ze er verder geen woord aan vuil wilden maken. Ze hadden er veel plezier in om Wolkers te imiteren. Voor mij was Wolkers een held die nauwelijks iets fout kon doen, voor mijn jongens destijds een levend fossiel die op verkeerde toon raaskalde over glibberige diertjes in zijn achtertuin op de televisie. Vorige week een column van Onno Blom, de Wolkers-biograaf, in de Volkskrant. Het ging over Wolkers’ gebruik van niets verhullende woorden en over de problemen die nichtlief daarmee heeft. Ik denk dat dat taalgebruik ook één van de problemen was waar mijn zoons tegenaan liepen. Moest vroeger alles kunnen, nu kan er eigenlijk niet zo veel meer. Seks gaat tussen volwassenen en niemand heeft er iets mee te maken. Basta. Jongeren en kinderen van nu, zo ervaar ik, gaan anders met seksualiteit om dan toen ik in mijn pubertijd was. De nieuwe preutsheid! Ik ben er zelf ook door besmet, merk ik als ik mezelf kritisch beschouw. Niet zozeer de preutsheid, maar bij mij moet ook niet meer alles kunnen.
Jan Wolkers glijdt daardoor langzaam van de sokkel waarop ik hem, wellicht onterecht, gezet heb. Dat is het lot van moraalridders. De tijd verstrijkt en de moraal wijzigt. Wolkers beschreef hoe mannen en vrouwen met elkaar om moesten gaan in een bepaalde tijd van de geschiedenis.
Bij de column van Onno Blom staat een tekening van Wolkers afgebeeld. Een tekening die in Turks Fruit een rol speelt in een scene waar ik erg van onder de indruk was. Met veel vuur en hartstocht beschreven. Olga moet plassen en zit op de wc. Erik pakt een stuk papier en tekent hen samen in heftige omstrengeling. ‘Dit wil ik met je doen’, roept hij en schuift de tekening onder de wc-deur door. Olga komt snel van het toilet en hupsakee! Die tekening, dus. Maar het blijkt een deceptie. Op de tekening zie ik wel seks, maar geen liefde. De houding van man en vrouw is technisch. Ze neuken. That’s all. Waarom hurkt ze met haar gezicht naar zijn voeten? Eigenlijk is er in die houding geen enkel ander contact mogelijk dan tussen pik en kut; liefdeloos. Haast pornografisch. Wat een afgang!