Wat Rutger Bregman wil zeggen in zijn boek ‘De meeste mensen deugen’ is wel duidelijk en roept meteen al weerstand op bij zoon R. ‘De titel lijkt me getuigen van een nogal naïef mensbeeld’, vond hij. Dat is nou juist ook waar Bregman steeds naar verwijst; het is geen naïef mensbeeld, maar gewoon zoals het is; de meeste mensen gaan voor het goede en hebben een afkeer van geweld en het slechte. Het beeld dat we graag van onszelf schetsen, namelijk een wreed dier geleid door lage instincten waar een heel dun laagje beschaving omheen zit, klopt niet. De mens is niet zondig geboren. De mens is in wezen goed, maar sommige mensen hebben een weeffout en kunnen andere mensen ertoe brengen datgene in hen dat goed is te gebruiken voor het slechte. Omdat ik heilig geloofde in het idee dat de beestachtige mens omhuld wordt door een laagje beschaving en omdat dat mensbeeld goeddeels gebaseerd is op de tweede wereldoorlog en de jodenvervolging, ben ik in dit boek begonnen in Deel 2. Na Auschwitz. Mijn idee was dat er in ieder van ons een nazi schuilt die mensen zonder blikken of blozen de gaskamer injaagt. Dat in ieder van ons een beest schuilt die met plezier groepen mensen vermoordt, inclusief vrouwen en kinderen. Dat je van wat er in Auschwitz gebeurde overal om je heen voorbeelden ziet. Anders, dat wel, maar dezelfde wreedheid.
Maar stel je nou eens voor, zo betoogt Bregman, dat er heel veel mensen waren in Duitsland en in Polen en in Rusland maar zelfs ook in Nederland, die ervan overtuigd waren dat het jodendom een plaag was waarvan Europa en de wereld bevrijd moest worden? Nu, met onze belaste blik op de geschiedenis en de schaamte voor wat daar in Polen gebeurde, nauwelijks nog voor te stellen, maar er waren natuurlijk massa’s mensen die echt het idee hadden dat ze de mensheid hielpen door de joden uit te roeien. En…als je iets goeds doet, zijn veel mensen bereid om je te helpen bij het verrichten van de goede daad. Daarom werden er eerst massa’s joden doodgeschoten, maar dat bleek psychisch te belastend voor de schutters, daarom kwam men op vergassen en dwong men de gedoemden zelf om het vuile werk op te knappen. Interpreteer je het zo, dan is er in Auschwitz iets positiefs te herkennen, namelijk het vooruithelpen van de mensheid door het van de joden te bevrijden… En, kijk je naar andere genocide voorbeelden, dan zie je eigenlijk wel hetzelfde patroon. Zo moesten in Rwanda de Tutsi’s dood omdat het kakkerlakken waren die profiteerden in de ogen van opruiende Hutu’s waarvan het land bevrijd moest worden. Gevolg was een massaslachting. Natuurlijk zitten bij de oorlogshitsers mensen met een weeffout die gewetenloos zijn, maar de massa wil gewoon graag helpen bij het mooier maken van het land/wereld; zonder joden, Hutu’s, moslims, ongelovigen of wat voor andere groep dan ook.
Bregman komt in zijn boek vaak terug op de roman ‘Lord of the flies’ van William Golding. Een schrijver die de Nobelprijs voor literatuur kreeg voornamelijk voor deze roman. De roman bevestigd volgens Bregman datgene dat we graag willen geloven over hoe de mens is. ‘Lord of the flies’ vertelt het verhaal van een groep jongens die op een onbewoond eiland terecht komen. Eerst organiseren ze zich zo goed mogelijk om dit avontuur te overleven, maar al snel slaat het om en gaan de botte instincten, met alle wreedheden van dien, met hen op de loop. Uiteindelijk worden de jongens op hun eiland gevonden. Een paar zijn er vermoord (de goeden) en de anderen blijken slechteriken die in een soort van gewetenloze, gewelddadige chaos voor zichzelf gekozen hebben. Dat ‘Lord of the flies’-verhaal wordt ons dagelijks verteld; een heel filmgenre vertelt over de post apocalyptische wereld; de wereld is door een ramp getroffen en enkelingen hebben het overleefd. De overlevers staan elkaar naar het leven omdat ze in een concurrentiestrijd verwikkeld raken om te overleven. Allemaal verzonnen verhalen, betoogt Bregman. Vervolgens gaat hij op zoek – en vindt, uiteraard – het echte ‘Lord of the flies’. Een groep jongens wilde met elkaar naar een ander land varen om daar een nieuwe toekomst op te bouwen. Ze waren slecht voorbereid en er overkwam hen onderweg een ramp waardoor ze niet in het gewenste land kwamen, maar op een onbewoond eiland. Daar verbleven en overleefden ze anderhalf jaar. Wat de man die hun vond aantrof bleek diametraal te staan tegenover ‘The lord of the flies’; De jongens hadden zich georganiseerd en werkten samen. Als er ruzies waren dan werden die opgelost omdat ze wisten dat ze moesten samenwerken om te overleven; sterker nog ze wilden elkaar koste wat kost helpen om dit avontuur gezamenlijk te overleven. Er ontstond, in tegenstelling wat men verwacht had, een harmonische eenheid waar men alles voor elkaar overhad. Voor dit mooie verhaal bleek weinig belangstelling. Liever las men ‘Lord of the flies’.
Ik vond het boek in eerste instantie erg inspirerend. Het heeft mij op een andere manier laten kijken naar menselijk gedrag. Inderdaad vind ik nu ook dat de mens over het algemeen het goede wil. Dat moet ons niet minder kritisch maken; je moet op je hoede blijven. Er zijn altijd mensen met een weeffout die je erg kunnen schaden; je moet daar alert op blijven. Auschwitz en Rwanda tonen aan dat het, hoe erg de mens ook deugd, het gruwelijk mis kan gaan. Aan de andere kant denk ik dat je houding over hoe je denkt dat mensen in elkaar zitten wel degelijk invloed kan hebben op je omgeving en jezelf…
Een inspirerend boek, maar helaas wel ietsje te dik. Afentoe slaat Bregman de plank, in mijn ogen, erg mis. Het stuk over kinderen opvoeden had hij er, wat mij betreft zo uit kunnen laten. Hoewel hij alles van voetnoten voorziet, bekroop mij regelmatig het ‘wachttoren’ gevoel. Dat blaadje van de jehova’s getuigen waarin veelvuldig wordt vermeld dat ‘wetenschappers’ dit of dat hebben ontdekt of uitgevonden of whatever. Het wekt bij mij irritatie. Maar ondanks dat toch een aanrader.