Laat ik het maar gewoon toegeven. Ik kan wel een beetje sociaal wenselijk blijven doen, maar ik heb het, net als anderen, ook gedacht. Toen ik hoorde dat er in Arnhem twee hand in hand lopende homo’s in elkaar waren geslagen, dacht ik meteen aan achterlijke mensen uit het Rifgebergte. Dat moesten wel de daders zijn. Marokkaanse jongens. Losers in de Nederlandse samenleving. Jongens die hun zusjes onderdrukken omdat vrouwen minderwaardig zijn in hun ogen, maar er zelf niets van terecht brengen. Die hun eeuwenoude opvattingen meegekregen hebben van hun ouders die als ongeletterde geitenhoeders vanuit het achterlijke platteland van Marokko naar Nederland kwamen om het tekort aan ongeschoolde arbeidskrachten aan te vullen. In dat geheel aan achterlijke opvattingen past ook homohaat. Dat kennen we in Nederland niet. Het waren Marokkaanse jongens die een homostel te lijf ging louter en alleen omdat ze homo waren. Dat is wat ik dacht. Als ik heel erg goed naar mezelf luister, dan hoopte ik het haast ook een beetje dat het Marokkaanse jongens waren; dat zou mijn vooroordeel hebben bevestigd.
Dan nu even de feiten over homohaat en potenrammers. Het woord potenrammer ken ik al heel lang. Lang voordat er hier ook maar één Marokkaan kwam werken, waren er al potenrammers. Dat waren jongens tussen de vijftien en de vijfentwintig die om onduidelijke redenen zo’n hekel hadden aan mannen die op mannen vielen, dat ze ze gingen opzoeken en in elkaar slaan. Een Nederlands fenomeen dat ook vandaag nog lang niet is uitgestorven. Veertig jaar geleden werd er in Nederland alleen maar besmuikt gesproken over homoliefde. De emancipatie van homo’s en de acceptatie in de Nederlandse samenleving is jonger dan ik ben. Laten we het erop houden dat de emancipatie en gedeeltelijke acceptatie zo’n veertig jaar geleden op gang kwam. In het licht van de vaderlandse geschiedenis is dat natuurlijk maar een verschrikkelijk korte periode. Zeggen dat Nederlanders van nature homo’s accepteren en dat mannen hier altijd hand in hand hebben kunnen rondlopen, is grote onzin.
Ik heb de neiging om het op te nemen voor de underdog. Ik niet alleen trouwens; de media doen daar erg hun best voor. De zwakke partij is natuurlijk ook de partij die je in bescherming móét nemen. Homo’s zijn immer onderdrukt geweest. Maar het is homo’s wel gelukt om een beweging te vormen die zichzelf geëmancipeerd heeft. Dat heeft ertoe geleid dat er een zekere mate van acceptatie ontstond in de samenleving. Geen volledige acceptatie. Dat is, denk ik, één van de redenen waarom homo’s al snel de underdog zijn.
Maar de underdog zijn betekent niet automatisch dat je gelijk hebt. Gisteren was Gerald Roethof – de advocaat van de verdachten – bij Pauw. Hij vertelde het verhaal van de andere partij. Dat was natuurlijk heel anders dan de pers me had laten geloven. En ik schaamde me een beetje en voelde me er ingeluisd. De pers voedde graag mijn vooroordelen. Het waren dus niet allemaal Marokkanen en ze ontkennen dat het te maken had met homohaat. Gewoon ruzie. De vraag is: Wie heeft er gelijk. Ik weet het niet en de pers ook niet. Laat de politie het maar uitzoeken en laat de rechter een oordeel uitspreken.
Hand in hand op de foto met een man? Doe maar als je dat wilt. Wie weet helpt het de verdere emancipatie en daar ben ik altijd voor.