Toen ik zo’n jaar of veertien was, had ik het op school in zekere zin best naar mijn zin. De overgang van lagere school naar het Amsterdams Montessori Lyceum was best moeilijk geweest. De brugklas moest ik nog een keer over doen. Ook de tweede keer brugklas had ik erg veel moeite met discipline. Dat nam niet weg dat ik me volkomen thuis voelde tussen mijn klasgenoten. Ik was niet heel erg bijzonder populair, maar op mijn veertiende begon ik met sigaretten roken en dat schiep een band met leeftijdsgenoten die eveneens de dood trotseerden, al ging dat niet zo bewust. We vonden het wel heel stoer. Bovendien kon ik al snel kringetjes blazen. We zaten veel op een randje bij de school aan de Anthonie van Dijckstraat gezellig sigaretjes te roken terwijl we over van alles en nog wat kletsten. Ik speelde cello en net als voor mijn schoolwerk gold ook hier dat het allemaal niet erg opschoot. Maar ik speelde wel vrolijk mee in het schoolorkest.
Op een dag zaten mijn mederokers en ik tijdens de ochtendpauze gezellig te kletsen. Over van alles maar niets in het bijzonder. Waarover je zoal praat als veertienjarige of wat je belangrijk vindt, ik weet het niet meer. Opvallende meisjesborsten en -billen zou ik denken en de liefde, maar daar sprak ik niet over, daarover zweeg ik oorverdovend. We zaten daar dus en toen kwam hij er zomaar bij staan. Jaap van Zweden. Ik kende zijn naam maar verder niets over hem. Hij rookte niet en dat pleitte tegen hem. Hij was klein en dik en best wel een ijdeltuit met zijn stevige bos haar. We zwegen hem dood en daarna ging hij weg. Naar verluidt speelde hij in hetzelfde schoolorkest als ik maar daar is hij mij nooit opgevallen.
Over dat schoolorkest, dat wil zeggen, onze muziekleraar en Jaap van Zweden gaat een verhaal. Jaap meldde zich aan voor ons schoolorkest. Op de vraag hoe lang hij vioolles had en wat hij zo ongeveer speelde, zou hij geantwoord hebben: “Ik heb net het vioolconcert van Brahms afgerond, en we gaan nu beginnen aan het vioolconcert van Beethoven. Dat geloofde onze dirigent natuurlijk niet en zette hem bij de tweede violen, achteraan. Of dat waar is, weet ik niet, want ik heb geen herinneringen aan Jaap van Zweden in ons schoolorkest. Mocht het een waar verhaal zijn dan zal onze muziekleraar gek hebben staan kijken toen Jaap enkele jaren later het fameuze Oskar Back concours won en daarna concertmeester van het Concertgebouworkest werd.
Jaap schijnt als dirigent de grenzen van het betamelijke te overschrijden. Schreeuwen, vloeken, mensen te kakken zetten. Ik geloof het zo. Maar laat ik er dit over zeggen; Jaap heeft pech dat het nu een issue is. Arturo Toscanini, Otto Klemperer of Herbert von Karajan waren berucht om hetzelfde maar worden toch herinnerd als grote dirigenten. Van Zweden past waarschijnlijk in het rijtje grootheden maar heeft de tijd waarin we leven tegen. Ik hoop dat hij een andere manier van communiceren vindt, want grensoverschrijdend gedrag kan gewoon niet (meer). Laatst nog een keer Parsifal geluisterd onder zijn leiding…wat fantastisch!