Ik ben naar de tentoonstelling High Society geweest in het Rijksmuseum. Daar wilde ik over schrijven, maar het kwam er niet van. Ik werd namelijk getroffen door de aanwezigheid van een schilderij en was vergeten om op te schrijven wie het geschilderd had en wie erop stond. In tegenstelling tot heel veel andere portretten in de kunstgeschiedenis was bij alle schilderijen van de high society bekend wie erop de schilderijen waren afgebeeld. Doorgaans is alleen de naam van de schilder bewaard gebleven. Maar dat schilderij waar ik zo graag over wilde schrijven dacht ik eerder te hebben gezien in museum Gare d’Orsay in Parijs. Voor mij is Gare d’Orsay één van de allermooiste musea die ik ken. Niet alleen vanwege het gebouw, maar ook vanwege de kunst die het herbergt. Beroemd zijn natuurlijk de -isten. De impressionisten en de expressionisten en de pointillisten enzovoort, enzovoort. Maar op de onderste verdieping zaten we voor een groot deel van de schilderijen nog in de periode voor al die moderne stromingen. De laatste keer dat ik het museum bezocht ben ik niet verder gekomen dan die onderste verdieping. Wellicht was de schilderkunst toen nog grotendeels traditioneel, maar jongens wat mooi!
Tussen al die schilderijen zag ik ook het schilderij dat nu in het Rijks hangt. Tenminste dat denk ik want zo goed is mijn geheugen nou ook weer niet. Het is een ten voeten uit geschilderd portret van een heerlijke vrouw. Waanzinnig knap. Het is dat ze tweedimensionaal in verf op een doek geplakt zit, maar anders. Een vrouw die zo uit de boeken van Louis Couperus in verf tegen het schilderslinnen opgekropen lijkt. Twee ogen die een grote intelligentie uitstralen maar ook liefde voor het leven. Een vrouw om zomaar tot over je oren op te vallen. Toen ik in het Rijks voor haar stond verzuimde ik haar gegevens vast te leggen. Het enige dat ik onthield was dat ze in bruikleen was van het Gare d’Orsay. Ik meende haar mij te herinneren dat ik haar ook had gezien toen ik daar, in dat fantastische museum rondliep. Ik vertrouwde erop dat ze terug te vinden was op de website van het Rijks. Maar nee, niets op de website. Ook niet op de audiotour die ik op mijn telefoon heb geladen. Ze was weg en verdwenen en de enige manier om haar terug te vinden was opnieuw naar het Rijks gaan. Dat besloot ik dus te doen, maar daar kwam het natuurlijk niet van. En dus schreef ik niets over die fantastische tentoonstelling.
Dat is jammer want er was erg veel leuks te zien. Bijvoorbeeld keizer Karel V. Die Habsburger die ook nog een tijdje heerser over de Nederlanden is geweest. Opvallend aan zijn portret was dat gigantische ding voor zijn pielemoos. Cécile Narinx legde uit dat dat een braguette was. Een toque die de edele delen moest beschermen maar die ook diende om mee te pronken en dat het een voortzetting was van wat in het harnas een eeuw eerder was begonnen. En inderdaad, Josien hadden de ridders bekeken in de Tower in Londen en daar was een harnas met zo’n grote opbergplaats voor het mogelijke nageslacht; daar kon een heel weeshuis in. Beetje opzichtig en naïef om anderen te laten geloven dat je zo’n grote hebt.
Dat mooie schilderrij van die heerlijke vrouw? Ze hangt tegenover die dame die overal op de affiches staat, met die grote hoed. Tegenover die vrouw die Narinx de ‘Lady Gaga van haar tijd noemt’. De verfgeworden Madame de Bovary!