Slager is een vak. Echt een vak. Het gaat niet alleen om het doden en in stukken snijden van dieren. Er komt echt meer bij kijken. Dat zeg ik als enthousiast amateurslager. Niet alleen omdat ik een morbide inslag heb kijk ik graag naar slagers aan het werk, ook vanwege hun vakmanschap. Ik vind het knap als je een dier kunt doden zonder dat het daar weet van heeft. Dat je de moed hebt om een keel door te snijden en het daarna leeg te laten bloeden. Om vervolgens de buikwand te openen en de ingewanden te verwijderen. Ik heb daar bewondering voor. Ik ben niet de enige met die fascinatie. Marijn Frank maakte er een documentaire over. In ‘Vleesverlangen’ grensde het slagerijbedrijf ineens bijna aan de erotische scene, met Marijn in een verleidelijke hoofdrol..
Vooral het leeghalen van de buik van het dier vergt vakmanschap. Ik weet daar alles van. Nou ja, alles…een beetje in ieder geval wel. Ik had via via twee Schipholganzen gekregen. Ze werden me in een vuilniszak overhandigd. Ze waren alleen maar dood, kon ik constateren toen ik ze bekeek: Alles zat er nog op en aan. Mooie dieren. Grauwe ganzen zoals je ze bij honderden in weilanden ziet grazen. Ze schijnen zo’n weiland helemaal kaal te vreten en helemaal onder te poepen. Op het aanrecht moest het gebeuren. Ik ontdeed de dieren van kop en flippers. Zit er een kop op dan hou je het gevoel dat ze ieder moment gakkend en sissend kunnen opstaan. Maar zonder kop en flippers verdween al snel elke emotionele lading. Ik vilde het beest omdat plukken bij een gans nauwelijks een optie is. Toen dat klaar was lag het gestripte dier op mijn aanrecht. Klaar voor de laatste slag. De buik moest open en alles wat in de buik zat, moest eruit. Maar…wat zat er allemaal in die buik. Onder anderen de darmen en de darmen zitten vol stront. Dat beest was niet eerst even lekker gaan poepen voordat het met een lading hagel naar de andere wereld werd geholpen. Poep op je vlees is niet goed. Voorzichtig sneed ik de buikwand open. Aan díé geur moet je even wennen… Voorzichtig probeerde ik de dikke darm los te snijden…en toen ik hem aanraakte spoot er poep uit. Mislukt. Zo snel mogelijk haalde ik het beest leeg sneed de besmette stukjes eraf en spoelde het vlees met water in het besef dat het niet meer schoon werd. Met poepbacteriën vervuild vlees….
Ik had niet veel last van die bacteriën want mijn gans was zo taai dat het slechts na lang stoven eetbaar werd. En dat overleeft zelfs die poepbacterie niet.
Vandaag lees ik dat bij de Jumbo in het vlees de E. colibacterie is aangetroffen. Dat betekent dat het mis is gegaan in de slagerij: Dat ze daar beunhazen aan het werk hebben gezet. Dat maakt meteen ál het vlees van zo’n supermarktketen verdacht. Ze zijn in zee gegaan met dubieuze slagers. Dat soort slagers gaan uitsluitend voor winstbejag. Dat soort slagers plukken snijgraage mensen van de straat om het klusje lekker goedkoop te klaren. En…het verwijderen van de darmen is een klus waar je verstand van moet hebben; dat weet elke slager. E. colibacterie is stront aan de knikker… en aan het vlees.
Niet meer kopen bij de Jumbo, dus. Koop bij een echte slager; een vakman!