Eén van mijn grootste angsten is dat ik op een dag mijn verstand kwijtraak. Dat ik echt niet meer weet wat ik doe. Dat ik ook de remmingen niet meer heb die me tot een sociaal wezen maken. Ik zie dan een tehuis voor me. Ik ben daar, maar net zo goed ben ik er niet. Ik zit daar maar. Na verloop van tijd komt er een verzorgster die me naar het toilet helpt en na afloop mijn kont afveegt. Die me onder de douche zet en me wast. Nee, geen erotische droom; een nachtmerrie. Maar de zwarte droom gaat verder…ik word gewassen door een jonge vrouw met mooie borsten. En ik voel aan haar borsten. (Ook geen erotische droom.) Ze hebben het in hun personeelskamertje over ‘die oude viezerik’. Dat hebben ze het over mij. Een oude viezerik. Want als ik een paar jonge stevige billen voor me zie, dan voel ik daar natuurlijk ook even aan. Maar eigenlijk gebeurt dat allemaal zonder dat ik het weet. Ik ben niets meer doordat de Alzheimer een groot deel van mijn hersenen heeft weggevreten. Ik denk niet, maar toch besta ik nog. Verschrikkelijk!
Ik zou me best willen indekken tegen deze situatie. Ik wil gewoon niet dat ik zo word. Als mijn hersens weggevreten worden door één of andere ziekte, dan wil ik dood. Als het proces van wegvreten onomkeerbaar is dan wil ik niet verder leven. Ik hoop dat ik op het juiste moment de situatie ‘ondraaglijk lijden’ bereik en aan kan geven dat ik dood wil. Ik hoop dan dat er een arts is die me het genoegen wil geven om me te helpen om het leven te verlaten. Dat hoop ik echt. Ik hoop echt dat mijn nachtmerrie nooit werkelijkheid wordt.
Maar als er op mijn verzoek een arts naast me klaar zit met de injectiespuit, en mijn geliefden opgetrommeld zijn en om mij heen zitten. Als dan de arts vraagt of ik écht wil en ik op dat moment ineens twijfel, dan vertrouw ik erop dat het dan ook niet gebeurd. Een afspraak voor euthanasie is niet bindend voor degene die het ondergaat. Dat moet zo zijn. Euthanasie is een afspraak over je eigen dood waar je je nooit en te nimmer aan hoeft te houden. Dat moet fundamenteel zo zijn.
Daar zit ik dan. Mijn brein een gatenkaas. Ik herken mijn eigen kinderen niet meer. Knijpend in borsten en billen van verzorgsters die wellicht nu nog niet geboren zijn. Compleet afhankelijk van hulp die me met stevige tegenzin wordt verleend. Ik zit in mijn nachtmerrie, kortom. Ik heb ooit een verklaring opgesteld dat ik dood wil als ik ondragelijk lijd. Kan men mij dan nu uit mijn lijden verlossen?
Nee, dus. Ik kan niet meer laten weten dat ik dood wil. Ik weet niets meer. Ik herinner me niet dat ik dood wilde in deze situatie. Het mag dan ook niet gebeuren. Daarom ben ik vandaag blij met de paginagrote advertentie in de krant van artsen die de verklaring onderschrijven dat er nooit een dodelijke injectie gegeven mag worden aan iemand die niet meer kenbaar kan maken dat hij dat wil. Daar ben ik blij om; zelfs als dat kan betekenen dat ik in mijn eigen nachtmerrie terecht kom.