In mijn pubertijd las ik veel. Heel veel. Ik vluchtte van het ene boek in het andere. Elke wereld anders dan de mijne leek leuker en aantrekkelijker. Kinderboeken las ik weinig; ik stootte meteen door naar het zwaardere literaire werk. Daar was ik eigenlijk nog veel te jong voor, denk ik nu. Maar toen vond ik van niet. Ik las het oeuvre van Wolkers en Hermans in zijn geheel. Ook alle essays. Woord voor woord spelde ik Hermans’ essay over Wittgenstein. Woorden die nooit zinnen werden, laat staan betekenis kregen; maar het was van Hermans en alleen daarom al de moeite waard. Kinderboeken…nee, die las ik niet. Of…ja, toch. Deeltjes van een serie waarvan ik nu de titels niet meer weet, laat staan de schrijfsters. Later hadden Josien en ik het wel eens over die puberboekjes en zij wist meteen waar ik het over had: De Zweedse kommer en kwel serie. Boekjes waarin de ellende van de puberende hoofdpersoon niet te overzien was. Geslagen door haar vader, aangerand door de buurjongen om vervolgens te ontdekken dat ze lesbische gevoelens hebt voor d’r lerares Engels terwijl haar muziekleraar steeds naar d’r tieten kijkt en haar probeert te verleiden. Dat soort verhalen dus. Aan deze kommer en kwel serie moest ik een heel klein beetje denken toen ik het laatste boek van Anna Enquist las. Qua ellende kan het niet op.
De roman ‘Want de avond’ gaat over afscheid en rouwverwerking. Waar kan het anders overgaan bij Anna Enquist? Het is een vervolg op haar eerdere roman ‘Kwartet’ waarin een crimineel de woonboot van musicerende mensen binnendringt en ellende veroorzaakt. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief Carolien en haar echtgenoot Jochem de celliste en de altviool van het kwartet. Aan het begin van de roman is Carolien vervallen tot apathie. Ze zit thuis en doet eigenlijk helemaal niets meer. Ze is haar rechterpink kwijtgeraakt, daardoor kan ze niet meer op haar cello spelen. Bovendien vindt ze niet dat ze haar werk als huisarts voort kan zetten omdat alle mensen zullen gruwen van haar verminkte hand, denkt ze. Daartegenover staat haar echtgenoot Jochem. Hij begraaft zich in zijn werk als vioolbouwer. Het atelier aan huis dat hij had, heeft hij ingeruild voor een beter te beveiligen ander atelier. Het is duidelijk dat het huwelijk tussen Carolien en Jochem uitermate gespannen is. Carolien en Jochem hebben in het verleden twee zoons gehad, maar die zijn al een tijd geleden omgekomen bij een busongeluk op schoolreis. De kamers van de jongens zijn nog intact. Carolien had vroeger de ambitie om celliste te worden, maar was niet goed genoeg, daarom werd ze huisarts. Afscheid en verdriet alom.
De andere leden van het kwartet, de eerste en de tweede viool, Hugo en Heleen, zijn hun eigen weg gegaan en hebben nauwelijks nog contact met Carolien en Jochem of met elkaar. Behalve dat ze samen in het kwartet speelde, was Heleen verbonden aan de huisartsenpraktijk als verpleegkundige en was ze Caroliens beste vriendin. Ze speelden destijds op de boot van Hugo, maar die boot is vernield tijdens de overval door de crimineel. Heleen is verpleegkundige geworden bij een fitness-keten en Hugo probeert allerhande muziekevenementen van de grond te krijgen in China. Heleen voelt zich erg schuldig omdat zij correspondeerde met de crimineel toen hij nog in de gevangenis zat en meer met hem gedeeld heeft dan men haar had geadviseerd.
Aldus de stand van zaken aan het begin van de roman.
Carolien reist naar Hugo in China omdat ze te horen krijgt dat hij daar geld zoekt om violen te bestellen bij Jochem. In China bij Hugo, leert ze Max kennen. Als arts bekommert hij zich over verschoppelingen in diverse weeshuizen. Carolien reist met Max mee om te helpen. Maar ze worden verliefd en beginnen een verhouding. Maar na een reis die het begin leek van iets nieuws, beëindigd Max de relatie omdat hij verantwoordelijkheid voelt voor vrouw en zwaar gehandicapt kind. Weer terug in Nederland overlijdt haar ouden cello-leraar bij wie ze gestudeerd heeft en met wie ze sindsdien altijd innig bevriend is gebleven. Ze erft zijn uitermate kostbare cello.
Terwijl het proces eraan komt waarin ze alle vier moeten getuigen tegen de crimineel, pakt Carolien het cellospelen weer op. Tijdens het proces voelen de leden van het kwartet zich als naïeve kinderen weggezet. Maar erna gaan ze met z’n vieren uit eten en lijkt er iets terug te komen van de intimiteit en saamhorigheid die ze zoveel jaren samen als kwartet hebben gehad.
Een boek met heel veel ellende, kortom, maar met een onverwacht positief eind. Ik weet inmiddels dat als ik een boek van Anna Enquist ter hand neem dat ik geen vrolijke roman ga lezen; om de humor moet je het niet doen. Maar dat wil niet zeggen dat het geen roman is die lekker wegleest. Anna Enquist is gewoon een zeer bedreven schrijfster en wat ze schrijft is altijd van belang. De titel kan ik helaas niet thuisbrengen.
Wat ik wel interessant vind is het verschil tussen deze roman en een andere roman die ik laatst gelezen heb. In beide romans gat het een deel van het verhaal over het op knappen staan van het huwelijk. Die andere roman is Stromboli van Saskia Noort. Zonder dat ik er precies de vinger op kan leggen waar het door komt, voelt de beschrijving van het huwelijksleed in Enquists roman als zeer diepzinnig, en van Saskia Noort als heel oppervlakkig. Is het omdat Enquist dat gevoel van depressie zo goed weet op te roepen of omdat Saskia Noort het bij oppervlakkige seks houdt? Ik weet het niet maar het blijft me fascineren.