Toen Amsterdam zevenhonderd jaar bestond in 1975, zat ik op de middelbare school. Amsterdam 700 werd uitgebreid gevierd. Je kon je op school inschrijven voor allerhande werkgroepjes. Waarvoor ik me precies inschreef weet ik niet meer, maar het had te maken met de geschiedenis van Amsterdam. Dat werkgroepje van toen heeft mijn liefde voor Amsterdam en geschiedenis bepaald. Ik moet er vandaag aan denken omdat in de Volkskrant een interview met Cees van Soestbergen staat. Hij heeft langdurig samengewerkt met Hans ’t Mannetje. Zijn restauratieatelier bezochten we destijds en dat heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Dat werkgroepje van toen, samen met het bezoek aan Hans ’t Mannetje heeft me leren kijken naar Amsterdam.
Ik was nog een jochie en aan de muur hingen de lijstjes met werkgroepen waarvoor je je kon inschrijven. Bij één van de groepjes zag ik Miranda staan. Miranda kende ik van de natuurbeschermingsorganisatie waar mijn moeder werkte. Miranda zat in één van de hogere klassen en was weliswaar niet moeders allermooiste maar wel moeders allerliefste. Ik was gek op Miranda, misschien wel een beetje verliefd, wie weet. Een goede reden om bij dat werkgroepje te gaan, vond ik. Het groepje werd geleid door Hans van Lent, de geschiedenisleraar van de eindexamenklassen. Met dat groepje hebben we de oude binnenstad van Amsterdam op alle mogelijke manieren verkend. We gingen naar hofjes waarvan we het bestaan niet kenden en die ik later nooit meer teruggevonden heb. We bestudeerden de verschillende gevels. We bezochten ook renovatieprojecten. Renovatie was toen vrij nieuw. Doorgaans gooide men de boel plat en bouwde men er nieuwe huizen op. Maar in de tijd waar ik nu over spreek, kwam ineens het idee op dat die oude zooi meer was dan alleen maar…oude zooi. Ze gingen huizen renoveren waarbij de buitenkant oud bleef maar de binnenkant van alle gemakken werd voorzien. Een heel nieuwe opvatting, toen. Ik genoot!
We bezochten ook het atelier van Hans ’t Mannetje. Alleen al om zijn mooie naam, zou ik hem nooit meer vergeten. De man had een heerlijk Amsterdams accent en rookte onophoudelijk Roxy filtersigaretten. Hij vertelde aanstekelijk en we hingen aan zijn lip. Vooral gevelstenen restaureerde hij toen. Overal hingen gevelstenen. Natuurlijk had ik die ‘in het wild’ wel op oude huizen gezien, maar nooit beseft dat ze zo bijzonder waren. Hans ’t Mannetje was één van de eersten die mij erop wees dat wat ik in eerste instantie als ‘gewoon’ ervaar niet altijd ‘gewoon’ hoeft te zijn. Dat je door goed te kijken en de dingen tot je door te laten dringen, je meer ziet en dat de dingen meer waarde krijgen. Je openstellen, heb ik toen geleerd en dat is een groot goed gebleken. In zijn atelier stond ook een grote gebeeldhouwde stoel, herinner ik me. Maar kapot. Wat mij betreft waard om bij de vuilnisbak te zetten, destijds. Maar Hans liet me de fijne lijnen zien en dat de stoel leeuwenklauwen had. Behalve één, die was weg; die ging één van zijn medewerkers er weer aanmaken. Misschien wel Cees van Soestbergen die toen net voor Hans ’t Mannetje was gaan werken. Voordat ze, jaren later, met ruzie uit elkaar zouden gaan. In de oude sjoel aan de Uilenburgerstraat. Midden in de oude jodenbuurt… waar sinds de oorlog geen joden meer woonden…