Gezien in het Rijksmuseum op 7 juli 2024
Over de dierenwereld weet ik het niet, maar vanaf het moment dat de mens op de aarde in staat is om op zichzelf te reflecteren, houdt het zich bezig met het eigen gedrag. Wat is goed gedrag en wat is slecht gedrag en hoe bevorderen we goed gedrag en hoe corrigeren we slecht gedrag? Daarbij nemen gedachten over hoe we ons moeten gedragen als man of als vrouw een grote plaats in. Gewoon maar doen wat de natuur ons ingeeft, werkt kennelijk niet. Als maatschappij hebben mannen en vrouwen een moreel keurslijf nodig dat door de eeuwen heen verandert; we willen de ander geen kwaad doen en we willen het beste voor de toekomst van onze soort. Daarbij spelen een aantal lichamelijke eigenschappen een rol. De belangrijkste is wel het kunnen baren van kinderen en het voeden van zuigelingen van vrouwen.
Die vrouwelijke kenmerken zijn onveranderlijk en cruciaal. De mannelijke kenmerken hebben in de loop van de tijd veel van hun belang verloren. Dat mannen over het algemeen groter en sterker zijn of een groter jachtinstinct hebben, heeft niet meer het belang dat het ooit had sinds onze prooi keurig in lapjes verdeeld in de slagerij te koop ligt. Voor weinig banen heb je spierkracht nodig en de banen waar je dat wel voor nodig hebt worden niet erg hoog gewaardeerd. Ook dat mogelijk betere jachtinstinct – zeg maar de tegenwoordige jacht op wijfjes – wordt heel laag gewaardeerd (hoewel best veel vrouwen zich graag voor een paar nachtjes door zijn ‘gevaarlijke’ man laten vangen). Daarom is het zo noodzakelijk om niet meer zo expliciet de focus te leggen op de onderdrukte rol van de vrouw, maar moeten we ons naar mijn idee, meer bezinnen op de nieuwe rol van de man. Aan die mogelijk nieuwe rol van mannen komt het Rijksmuseum in de tentoonstelling ‘Point of view’ niet toe; de tentoonstelling betreedt voor het overgrote deel de al gebaande paden van mannen die vrouwen onderdrukken; een gemiste kans, vind ik.
Dat de tentoonstelling het ‘Point of view’ kiest van de door de eeuwen heen onderdrukte vrouw en niet het historische kader geeft, wil nog niet zeggen dat de getoonde objecten oninteressant zijn. Ze zijn buitengewoon interessant!
Zo komen we op de tentoonstelling prenten tegen voor kinderen met kennelijk een opvoedend karakter. Ze stammen uit de tijd rond 1900. We zien sullige mannen en bazige vrouwen waarbij de traditionele man-vrouw rol is omgedraaid. Duidelijk is dat het niet zo hoort; het zijn omkeringen die grappig bedoeld zijn; de man met de jurk en de vrouw met de broek aan, om je te bescheuren! Maar humor is er nooit zomaar. Je zou je moeten afvragen: Waarom juist deze prentjes in deze tijd? De makers van de tentoonstelling hebben dat verder niet onderzocht. Uit de late middeleeuwen ken ik gedichten van Anna Beins die eenzelfde soort humor tonen. Destijds, toen ik zo’n 35 jaar geleden Nederlands studeerde, werd aangenomen dat de man-vrouw-rollen in Beins tijd opnieuw gedefinieerd moesten worden met het opkomen van de steden. Hoe dienden stedelingen zich te gedragen? Het gedicht dat ik destijds analyseerde van Anna Beins was een refrein waarin een man zijn beklag deed over zijn huwelijk. Zijn vrouw was vreselijk bazig en liet hem allerhande huishoudelijke taken doen: Papje koken; groente snijden, de was doen, het kindje wiegen. Dat lijkt dus best wel op die prentjes op de tentoonstelling die getekend werden rond 1900. Gaat het hier om een herhaalde herdefinitie van de rollen? Het kan. Wat ook kan, maar daar zou je gedegen onderzoek naar moeten doen, is dat alle prentjes op het platteland spelen. Je ziet een vrouw een geslacht varken naar de markt brengen, je ziet een vrouw maaien en houthakken. Rond 1900 kwam de mechanisatie van het platteland op gang. De tractor kwam op, om maar een voorbeeld te noemen. Betekende dat een verandering van de gender gerelateerde taken nu de vrouwen minder hard hoefden mee te werken op het land? Een leuke gedachte die meer onderzoek behoeft. Dat ontbreekt een beetje in het Rijksmuseum. Het blijft allemaal een beetje plat; ook op deze prentjes zie je, volgens het Rijksmuseum de onderdrukking van de vrouw.
Zoals ik al zei, waar de analyse ontbreekt, wordt het gecompenseerd door de getoonde objecten. Een schilderij van de 18e eeuwse transgender Chevalier(ière) d’Éon Jean-Laurent Mosnier (1743-1808) laat maar weer eens zien dat transgenders geen modeverschijnsel is, maar (uiteraard) al door de eeuwen heen bestonden. Dat vrouwen het in het verleden makkelijker hadden om lesbisch te zijn dan mannen om homo te zijn, laat een vertederend dubbelportret zien dan ik helaas niet heb gefotografeerd. De twee portretten stammen uit de 18e eeuw en tonen twee vrouwen geportretteerd als met elkaar gehuwd. Ze woonden hun hele volwassen leven samen en werden, zoals ze hadden gevraagd, naast elkaar begraven.
Kortom, Een leuke tentoonstelling maar met te weinig diepgang, vond ik.