Het verdriet van de vrede – Chaja Polak; heel erg somber!

De atmosfeer in de roman ‘Het verdriet van de vrede’ van Chaja Polak is absoluut beklemmend en diep somber en vervult van rouw en verdriet om het onafgemaakte leven waardoor het je werkelijk naar de keel grijpt. In de roman zie ik dingen terug die ik herken in mijn moeders familie. In de joodse familie van mijn moeder klampte de overlevers zich aan elkaar vast. Het was alles wat ze nog hadden en daarop moest je zuinig zijn werd hun statement. Een familiebijeenkomst afzeggen zat er echt niet in: ‘We zijn nog maar met zo weinig’, werd er dan gezegd en om niet de sfeer te bederven ging je dan maar weer. Dat werkte juist weer veel grotere ruzies in de hand. In de roman van Chaja Polak draait het om drie samenwonende vrouwen. Joodse Nederlanders die de holocaust hebben overleefd. Ze zijn tantes en nichten van elkaar. Zo’n 10 jaar na de oorlog proberen ze het leven weer op te pakken. Ze proberen te doorgronden wat hun is overkomen. Ze zijn bevrijd, maar de bevrijding gaf niet veel geluk omdat nu pas duidelijk wordt wat ze hebben verloren en ook wat ze daardoor niet konden afmaken. Het geluk en de toekomst die ze voor zichzelf nauwelijks zien, projecteren ze op drie kinderen – nichtje, neefje en kleinkind – die tijdens de zomervakantie bij hun komen logeren. Ze wonen in, wat eufemistisch, het ‘familiehuis’ wordt genoemd.

In het eerste deel van het boek volgen we Serline Sterngold. Zij heeft vlak na de oorlog een woning in Den Haag toegewezen gekregen. Het blijkt een erg groot huis waarin NSB’ers hebben gewoond. Ze verhuurt kamers aan de ontheemden, en die zij er op dat moment veel. Tijdens de oorlog heeft ze kunnen onderduiken. Haar tante Judit heeft Bergen-Belsen overleeft. Het heeft haar geestelijk en lichamelijk gebroken. Ze kan alleen nog maar met een stok lopen. Serline heeft haar tante in huis gehaald zodat ze beter voor haar kan zorgen. Dan komt ook nicht Roza in het huis wonen. Ook zij heeft kunnen onderduiken en woonde totdat ze in het huis bij Serline kon wonen, in de daklozenopvang. De drie vrouwen kijken uit naar de schoolvakanties als ‘de kinderen’ bij hun komen logeren. Serline heeft een diepe band met Hetty, de dochter van de vermoorde broer Simon van haar vermoorde echtgenoot Max. De weduwe van Simon is inmiddels hertrouwd en het steekt Serline enorm dat zij nu voor Hetty ‘mogen’ zorgen. Ilse is de kleindochter van Judit en doet ook mee aan de logeerpartij. Het gezin van haar zoon Isaak heeft de kampen overleefd. Zoon Isaak is huisarts. Dima is het zoontje van de zus van Roza. De zus en zwager van Roza en dus de ouders van Dima hebben de oorlog niet overleefd en Dima leeft nu in een pleeggezin. Roza wilde verschrikkelijk graag voor Dima zorgen, maar dat werd afgewezen omdat men het beter vond als het jongetje in een gezin opgroeide. Serline heeft een afspraak met de cardioloog want ze heeft last van een minder functionerend hart. Als ze op de tram zit te wachten, krijgt ze een hartaanval en overlijdt.

Twee politieagenten komen aan de deur en vragen Judit en Roza om Serline de volgende dag te komen identificeren. De schok over het overlijden is enorm. De twee vrouwen, die in het verleden moeilijk met elkaar overweg konden, komen langzamerhand, tijdens de nacht die volgt op het overlijdensbericht, tot elkaar. Het blijkt dat Roza erg rouwt om het verlies van Max met wie ze een geheime passionele verhouding heeft gehad. Maar Max is dood en de relatie moest geheim worden gehouden voor Serline. In het verleden verzorgde Serline haar moeder waardoor ze veel van huis was. Bovendien was Serline geen erg gepassioneerde minnares en eigenlijk wist ze het best van haar man en Roza, maar zo erg vond ze het niet.
Na het lezen van deze roman was ik bijzonder somber. Het is zeker geen roman die je even tussendoor leest; zware kost. Met name de kille ontvangst in Nederland na de oorlog geeft je altijd weer koude rillingen vol verontwaardiging.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *