Als je een column een nummer meegeeft – deel 1, dus – dan verwacht je een vervolg. Heus, dat vervolg komt er wel, maar het gaat allemaal niet zo snel. Die tentoonstelling – je-weet-wel-over-wie – houdt mij vreselijk bezig. Eigenlijk is het een argument dat helemaal nergens op slaat; ga door met deel 2 van je Hollandia Kattenburg verhaal en hou op met zeuren!
Het verhaal. Hoe vervolg ik het? Moet ik verder gaan met de tasjesroof? Dat opstootje in 1942 dat de opmaat betekende voor alle ellende? Nee, eerst maar eens hoog over; ik heb niet voor niets dat onovertroffen boek van Theo Gerritse gekocht over Rauter[*]. Gerritse biedt een inkijkje in wat er voorafgaand aan 11 november 1942 allemaal speelde in Nazikringen. In januari 1942 was op de Wannsee conferentie besloten dat Europa Judenfrei zou worden, dat was stap één. De praktische uitvoering was stap twee. Met die stap twee was Hans Albin Rauter belast. Een veel moeilijkere taak dan zo op het eerste gezicht leek. Hoe vervoer je meer dan 100.000 mensen naar het oosten van Europa zonder noemenswaardig protest? Hoe voorkom je dat de andere Nederlanders tegen de deportaties in opstand komen?
De Februaristaking in 1941 had best voor wat beroering gezorgd in nazikringen. Die staking was een reactie op een razzia waarbij joden waren opgepakt. Kennelijk waren die Nederlanders lang niet zo racistisch als gehoopt was. Het moest dus slinks gaan, met list en bedrog. En nee, het kwam helemaal niet goed uit dat collega Schmidt in een toespraak van leer ging en beloofde dat hij al die joden zou gaan uitroeien; dat bracht maar onrust. Heus, Rauter en Schmidt waren het inhoudelijk helemaal met elkaar eens, maar hun tactiek was nogal verschillend. Rauter had targets gekregen van bovenbazen Himmler en Eichmann. In 1942 moest hij ervoor zorgen dat er duizenden joden gedeporteerd werden terwijl alles hem leek tegen te werken. Om te voorkomen dat er stakingen en opstanden zouden uitbreken, moest hij uitkijken met teveel openlijk geweld. Op de oproep om zich vrijwillig te melden, kwam maar de helft van de joden opdagen. Dan waren er nog duizenden joden die om de één of andere manier vrijstelling hadden om gedeporteerd te worden. Eigenlijk bijna iedereen met een baan of een studie. Daar werd geleidelijk wel wat paal en perk aan gesteld, maar voor de joden die werkten in fabrieken die aan het Duitse leger leverden, bleef onverminderd de ‘Sperr’ van kracht.
Bij Hollandia-Kattenburg werden grondzeilen en regenjassen gemaakt voor het Duitse leger; waterdichte grondzeilen en waterdichte regenjassen. Iedereen die in die fabriek in Amsterdam-Noord werkte, was hard nodig. Een derde van de werknemers en de directeuren (al waren ze uit hun functie, ze speelde op de achtergrond een grote rol) waren van joodse komaf.
Zo’n ‘Sperr’ lijkt wel fijn als je hem hebt, maar achteraf was dat ook dé gewiekste manier om mensen te misleiden. Door de angst om de Sperr te verliezen deed men angstvallig wat de nazi’s vroegen. Het verdeelde de slachtoffers in mensen met een Sperr en mensen zonder en hoewel men best medelijden had met degene zonder sperr – die rücksichtslos werden gedeporteerd – was de angst om de eigen positie te verliezen veel te groot om ook maar te denken aan in opstand komen. Heus, er was wel tegenstand, we gaan er nog van horen, maar die was niet groot.
De mensen met een Sperr waren een doorn in het oog van Hans Albin Rauter ook de zogenaamde Rüstungsjuden bij Hollandia Kattenburg. Hij moest zijn targets halen. Weg al die joden. Weg uit Nederland.
Natuurlijk kreeg hij uiteindelijk zijn zin, die Rauter.
[*] Gerritse, T. (2018). Rauter: Himmlers vuist in Nederland (Dutch Edition) (2de editie). Boom.