Branduren – Cobi van Baars; erg mooie roman 

Mijn vorige bericht ging over de nieuwste roman van Marijke Schermer. Zij is een auteur die ik heb leren kennen in 2020 omdat ik mee las met de Librisliteratuurprijs. Op dezelfde manier heb ik Cobi van Baars leren kennen, maar dan niet in 2020, maar juist de meest recentste versie van de prijs. Haar roman ‘De onbedoelden’ vond ik echt een pareltje. Op mijn lijstje eindigde de roman erg hoog. Van haar hand las ik een roman die ze eerder dan ‘De Onbedoelden’ publiceerde; ‘Branduren’. Hoewel ik begrijp dat juryleden keuzes moeten maken en ik niet weet of de roman überhaupt aangemeld was, denk ik dat deze roman van Van Baars best op die lijst had gekund van dat jaar. Hoe dan ook, ik ben met het werk van Cobi van Baars in aanraking gekomen en dat is erg fijn want ook ‘Branduren’ is een erg mooi boek. 

In zekere zin zou je kunnen zeggen dat de menselijke branduren, de uren zijn, die zich tussen de twee gebeurtenissen bevinden die Cobi van Baars beschrijft: De geboorte en de dood. Maar ‘branduren’ hebben binnen deze roman ook een wat akeliger betekenis. De roman is geschreven vanuit het wisselende perspectief van zes personen: Naomi en haar ouders Barbara en Gerrit en Bient en zijn ouders Tjitske en Michel. Als de roman begint is fysiotherapeute Naomi hoogzwanger. De aanstaande vader is Bient en ze hebben elkaar op de atletiekclub leren kennen. Naomi op de korte afstanden en Bient de marathon. Bient is bezig om als arts te promoveren. Naomi merkt pas dat Bient doof is als de verwekking al heeft plaatsgevonden. Hun communicatie is vanaf het begin daardoor al stroef. Zo kunnen ze het ook niet eens worden over de naam van hun kind en hebben ze afgesproken dat hij de jongensnaam verzint en zij de meisjesnaam. Als het kind geboren is en het geslacht bekend is (kennelijk geen echo gemaakt..? (FdK)) dan maakt één van de twee de naam bekend. Bij de bevalling zullen alle ouders aanwezig zijn. Als het grote moment aanbreekt, worden de ouders gewaarschuwd en krijgt ieder een plek toegewezen. Het blijkt een meisje te zijn. Op het moment dat Naomi haar naam – Lonneke – noemt, zakt moeder Barbara in elkaar en poept in haar broek van ellende. Lonneke is de naam van het bij een brand omgekomen eerste kind van Barbara en Gerrit. Naomi moest dat verlies van destijds goedmaken maar eigenlijk zijn de ouders nooit over dat verdriet heen gekomen. Barbara komt als zeer dwangmatig over en Gerrit verliest zichzelf in poëzie waarbij Barbara zijn muze in het negatieve is. 

Na deel 1 over de geboorte, springt de roman over enkele jaren heen. De verhouding tussen Naomi en Bient is slecht. Ze zorgen om en om voor Lonneke. Ze hebben een gezamenlijke woning waar Lonneke woont, maar als Naomi voor Lonneke zorgt woont Bient bij zijn ouders en als Bient voor hun dochter zorgt, woont Naomi in een klein kamertje boven haar fysiotherapiepraktijk. Lonneke heeft de doofheid van Bient geërfd. Naomi wil haar dochter naar de horenden halen door bij haar een elektronisch device te laten implanteren, Bient wil dat absoluut niet. Barbara – moeder van Naomi -is niet lang na de geboorte van Lonneke in een psychose terechtgekomen en is opgenomen in een psychiatrische kliniek. Maar in dit tweede deel van de roman draait het om de vader van Naomi. Gerrit lijdt aan botkanker. Er is geen genezen meer mogelijk en hij lijdt ondragelijke pijn. De medicijnen kunnen die pijnen maar ternauwernood onderdrukken. Hij heeft besloten om zich te laten euthanaseren. Hij heeft alles rond zijn overlijden georganiseerd; van de arts, die de handeling uitvoert tot rouwkaarten. Naomi krijgt een dag van tevoren te horen wat er met haar vader staat te gebeuren en gaat door een proces van ‘tegenhouden’ naar ‘acceptatie’.  

De roman is behoorlijk ‘lijfelijk’ geschreven; dat maakt alles erg invoelbaar en zorgt ervoor dat je de twee gebeurtenissen haast aan den lijve ondervindt. De auteur moet wel zelf een kind gebaard hebben want anders lijkt me het erg moeilijk om de weeën zo levensecht uit de pagina’s te laten opdoemen. De stank van de in haar broek gepoepte Barbara doet je haast walgen. De brandende pijn van Gerrit in het tweede deel voel je in je botten en ook de opluchting als de pijn, onder invloed van pijnstillers, wegvloeit.  Je voelt je enorm verbonden met Gerrit en zijn wanhoop en zijn besluit om zijn leven te stoppen en ook voel je een opluchting als blijkt dat het Naomi niet lukt om het proces te stoppen maar de keuze van haar vader accepteert. Het komt allemaal heel dichtbij, heel intiem haast en daarin zit de kracht van deze roman. Ook de problemen in de onderlinge verhoudingen tussen Naomi en Bient en tussen Gerrit en Barbara zijn mooi getekend. Gerrit en Tjitske spelen in mijn ogen een wat ondergeschikte rol maar zorgen wel voor evenwicht. 

Hoewel ik in het begin erg moest wennen aan al dat lijflijke en er ook best moeite mee had, werd het later toch wel erg fijn om te lezen. Bij geboorte en dood staan mensen heel dicht bij het dier dat ze uiteraard ook zijn. Hoe ga je daarmee om en in hoeverre blijf je toch omgeven door dat deel wat we ‘beschaving’ noemen. Bij de geboorte van Lonneke vragen zowel Gerrit als Michel zich af of het wel kan om zo naar de kut van Naomi te kijken. Is het geslachtsdeel nog steeds een geslachtsdeel of is het louter een geboortekanaal. Ik ben in ieder geval erg blij dat ik me dat niet heb hoeven afvragen bij de geboorte van mijn kleinkind, want ik was er niet bij en ik wilde er voor geen goud bij zijn. In het tweede deel vraagt Naomi zich na het overlijden af of ze bij het verzorgen van het lichaam van haar vader wil zijn en in hoeverre de piemel van haar dode vader nog wel een piemel is.  

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *