Ik kon haar niet vinden. Die prachtige vrouw die zomaar uit de boeken van Louis Couperus was gestapt en in kloeke penseelstreken op het schilderslinnen terecht was gekomen. Eerst had ze me getroffen in het Gare d’Orsay. Nu logeert ze tijdelijk in het Rijksmuseum en hangt ze tussen de mensen uit hogere en beroemde kringen. Ik dacht haar alleen maar te kunnen vinden als ik terugging naar het Rijks en haar naambordje zou bestuderen. Maar…met Google is alles te vinden en ook dit ontzettende lekkere…schilderij. Uiteindelijk was het nog eenvoudiger dan ik dacht. Hoewel…weet ik nog wel wat mijn zoekterm was, die haar de eerste keer op mijn beeldscherm toverde? Je vindt haar met de zoekterm: Dame met de handschoen. Wat een portret!!!
Bij het zien van deze dame gebeurt er iets in mij. Het leven gaat ineens langzamer, de tijd staat stil. Ik stap in de tijd van Louis Couperus en Richard Wagner maar vooral de tijd van de femme fatale. De tijd dat vrouwen zo ver op een voetstuk werden gezet dat ze er eigenlijk alleen maar af konden vallen. Naar een tijd dat vrouwen alles waren maar niets konden zijn. Ja, mooi en wie weet zorgzaam. Gek genoeg word ik wee van binnen als ik naar een portret als dit kijk. Zo naar het leven geschilderd brengt ze me in hevige tweestrijd. Aan de ene kant hou ik van vrouwen die zichzelf hebben ontplooid en op alle gebieden het beste uit zichzelf halen. Met zo iemand leef ik dan ook al jaren samen. Deze vrouw heeft zichzelf hoogstwaarschijnlijk niet kunnen ontplooien. Ze straalt een droeve intelligentie uit. Ze was vast slim genoeg om een HBO-opleiding te volgen en daarna jaren te werken in het beroep dat ze gekozen had en carriere te maken. Maar zonder details van haar te weten, denk ik dat ze niet die gelegenheid heeft gehad. Ze mocht mooi zijn toen ze jong was en daarna verzorgster van het gezin dat ze bij elkaar baarde. Zo ging dat toen. Treurig… Maar toch zit er een deeltje in mij dat terugverlangd naar die tijd en dat wordt wakker geschud als ik naar haar portret kijk.
Mijn veel te jong overleden vriend Chi voelde dezelfde vreemde aantrekkingskracht voor deze vrouwen als ik. Daarom verslonden we het werk van Louis Couperus. Onze liefde voor Couperus kwam als vanzelf voort uit de vrouwen die hij beschreef. Vrouwen die eigenlijk helemaal niets te doen hadden. Een beetje roddelen, een beetje theedrinken en hopen dat er een goede partij langs kwam waaraan ze zich voor de rest van hun leven konden binden. Ze mochten van kunst houden en nuffige romans lezen. En verschenen deze vrouwen in opera’s dan mochten ze in de knop gesmoord worden en sterven aan de tering. Zo kijk ik naar dit portret. Het portret dat Charles-Émile Auguste Durand van zijn toen nog jonge en mooie vrouw Pauline Croisette schilderde. In de Parijse Salon was het schilderij een daverend succes. En terecht natuurlijk want het is ontegenzeggelijk een fantastisch portret.
Ruisende rokken, zijden handschoentjes, een koket hoedje met een roos en een smachtende blik. Kijkt ze naar mij? Ik word een beetje verlegen van zo’n schilderij. Eline Vere, Madam de Bovary, De stille kracht, Van de koele meren des Doods, La Traviata, La Boheme maar ook Anna O. en Sigmund Freud…