Stravinsky en Weil in het Muziekgebouw aan het IJ

Het Nederlands Kamerorkest olv Gordan Nikoliç, gehoord op 9 februari 2018

De voorbereiding laat tegenwoordig te wensen over. Voorheen was het zo dat als ik naar een concert ging, ik de gespeelde werken van haver tot gort kende. Maar dat is ietsje veranderd. Gisteren een concert met werken die ik hoogstens één keer had gehoord. Dan kan je moeilijk zeggen dat je de werken kent. Helemaal omdat het niet meteen de lichtste muziek was. Kurt Weil en Igor Stravinsky. Maar juist doordat het werk voor mij nieuw was, werd ik aangenaam verrast. Bovendien is de atmosfeer in het Muziekgebouw aan het IJ zo verschrikkelijk veel makkelijker als in het Concertgebouw. (Geen slecht woord trouwens over het Concertgebouw). De combinatie Muziekgebouw aan het IJ en die onbekende maar fijne muziek, maakte het gisterenavond tot een unieke avond om mee te maken.

De avond begon met het Vioolconcert van Kurt Weil. Ik ben er bijna zeker van dat Gordan Nikoliç het geënsceneerd had, maar het concert had een ietwat vreemd begin. Het orkest had gestemd en langzaam viel de zaal stil. Maar toen gebeurde er niets. Het licht bleef aan. In de verte hoorde je een violist inspelen met vermoedelijk een partita van Bach. Heel apart. Er ontstond een wat vreemde sfeer in de zaal. Had misschien wel iets huiselijk intiems; je hoort iemand viool studeren en spelen voor zichzelf. Pas toen ging het zaallicht uit en kwam Nikoliç op.

Het vioolconcert van Kurt Weil kent een opmerkelijke orkestbezetting. Behalve de solist en drie contrabassen geen strijkers. Daarentegen wel blazers en slagwerk. Uiteraard nam Nikoliç de solopartij voor zijn rekening. Geen makkelijke. Weils muziek schurkte dicht aan tegen het atonale. Muziek die je niet al te veel houvast geeft maar wel buitengewoon fascinerend is. Maar toch, af en toe hoorde ik de Dreigroschenoper opbloeien uit de betrekkelijk chaotische klankwereld van het vioolconcert. Vooral in de harmonieën en de ritmes. Ineens zag je toch weer de opstanding van Mackie Messer.

Na de pauze Stravinsky en Stravinsky. Het Concert in D   komt aardig in de buurt bij de grootste werken van Stravinsky die ik ken. Het bracht me terug naar de tijd dat ik de Sacre du Printemps leerde kennen. Niet dat we thuis een hekel aan Stravinsky hadden, maar zijn muziek werd gewoon niet zo vaak gedraaid. Mijn vriend Chi bracht Stravinsky in mijn leven. Van de ene dag op de andere. Dat terwijl hij eigenlijk nauwelijks gecharmeerd was van ‘klassieke’ muziek. Maar de Sacre du Printemps was hem, op de één of andere manier in de schoot gevallen. Vanaf dat hij het voor het eerst hoorde was hij meteen verslaafd en hij stak mij aan. De inzettende hobo pakt je al meteen bij je lurven. En daarna die haast gewelddadige dreunen. Vanaf het huis van mijn vriend nam ik de kortste weg naar de platenzaak en schafte mezelf een grammofoonplaat aan met dit fantastische werk. Eindeloos heb ik ernaar geluisterd. Een zweem van de sensatie van toen voelde ik bij het eerste deel van het Concert in D. In tegenstelling tot voor de pauze alleen nog maar strijkers. Geen blazers meer en geen slagwerk.

Omdat ik gisteren de hele dag gewerkt had, was Apollon musagète ietsje teveel. Maar dat lag heel erg aan mij en helemaal niet aan de uitstekende musici. Dat is de reden dat ik veel concerten plan op dagen dat ik niet werk. Het verlies van Apollon musagète moet ik nemen, vrees ik. Zo gaat dat soms!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *