Claude Lanzmann is in Nederland. In de Volkskrant van vandaag een interview met hem. De man is negentig jaar oud en mankeert van alles. De Volkskrant interviewt de oude man toch. Daar komt helemaal geen positief beeld uit. Lanzmann blijkt een rancuneuze, mopperige en onbeleefde man. Hij schoffeert een muzikant en bedreigt een criticus. Ik vraag me af of het verstandig van de Volkskrant was om Claude Lanzmann te interviewen. Nu ik het interview gelezen heb, is er een wat morsig beeld ontstaan, dat ik liever glad en schoon hield. Dit morsige beeld verandert niets aan Shoah.
Op dit moment kijk ik dagelijks een half uur naar zijn levenswerk. Shoah. Eén van de belangrijkste documentaires die in de recente geschiedenis gemaakt zijn. Door mensen hun verhaal te laten doen, vertelt Lanzmann de geschiedenis van de vernietiging van het Europese jodendom. Er zitten wat kleine dissonanten in de film, maar over het geheel is het een eerlijk en open verhaal. Ik zie de film inmiddels voor de derde keer. De eerste twee keer heb ik deel voor deel gekeken. Viereneenhalf uur per keer. Nu dus een half uurtje per dag. De film maakt me somber. De mens is tot veel meer slechts in staat dan we ons kunnen voorstellen.
In het interview in de Volkskrant van vandaag komt het stuk met Abraham Bompa in Shoah aan de orde. De documentairemaker Adam Benzine heeft kritiek op de wijze waarop Bompa zijn verhaal doet. Uit de reactie van Lanzmann maak ik op dat Benzine aan de echtheid van Bompa’s verhaal twijfelt. Een zware beschuldiging die hopelijk niet waar is. Op het moment dat dit wel waar zou blijken, zakt de film Shoah in elkaar omdat je dan van niets meer zeker bent of het klopt.
Toevallig heb ik gisteren het verhaal van Bompa gezien. Ik ben overtuigd van de integriteit van Bompa. De man is kapper en vertelt zijn verhaal terwijl hij een klant knipt. Hij werd vanuit Czestochowa gedeporteerd naar Treblinka. Hij werd gespaard voor de onmiddellijke dood en werd ingezet als slaaf. Toen hij zo’n vier weken in Treblinka was, vroegen de beulen om kappers. Daarvoor meldde Bompa zich aan; hij was per slot al jaren kapper en een baan betekende leven. Zijn taak bestond eruit dat hij in de gaskamer de haren van de vrouwen moest knippen. De haren werden verzameld en in balen naar Duitsland gestuurd. Bompa vertelde dat er in de gaskamer banken werden neergezet. Dat vervolgens de vrouwen, compleet naakt de gaskamer in werden gestuurd en dat de kappers dan de opdracht hadden om de vrouwen min of meer een kort kapsel te knippen. Dat ging met grote halen snel thuis; een knip hier, een knip daar en hupsakee, de volgende. De vrouwen kregen daardoor het gevoel, zo filosofeerde Bompa, dat ze verzorgd werden en dachten ze dat ze vervolgens ontluisd zouden worden. Dat in tegenstelling tot wat er echt stond te gebeuren.
Als de kappers klaar waren met hun werk, werd hun verzocht om vijf minuutjes uit de gaskamer te gaan zodat de vrouwen ontluisd konden worden. In die vijf minuten werden de vrouwen vermoord en kon de volgende lading vrouwen worden ‘behandeld’.
De manier waarop Bompa het verhaal vertelt komt op mij uitermate authentiek over. Franz Suchomel, een SS-Unterscharführer die, als voormalig bewaker van Treblinka, precies het ‘proces van mens tot as’ uit de doeken doet, vertelt veel gruwelijks, maar het kaalknippen van de vrouwen zit daar niet bij. Misschien vond hij dat niet belangrijk genoeg.