Ik kan precies aangeven vanaf welk moment ik een fan ben geworden van de muziek van Richard Wagner. Dat was vlak na het overlijden van mijn vader. Aanstaande juni ben ik tweeëntwintig jaar Wagner-fan! Sindsdien heb ik al zijn opera’s leren kennen op één na. Eigenlijk op drie na, want zijn twee jeugdopera’s ken ik ook niet. Der Meistersinger heb ik wel gehoord, maar die is nooit goed tot me doorgedrongen. De anderen ken ik goed of heel erg goed.
Toen mijn vader in 1994 overleed liet hij een enorme puinhoop achter. We wisten, qua erfenis, echt niet wat ons te wachten stond. Schulden maakte hij even makkelijk als kinderen. Hij beschouwde kinderen ook op dezelfde manier als schulden; je maakt ze en je kijkt er nooit meer naar om. Dat was mijn vader. (Dan te bedenken dat ik geeneens boos op hem ben.) Broers, zus en ik waren na zijn overlijden naar de notaris gestapt en lieten een akte opstellen waarin we verklaarden van de erfenis af te zien. Veel hadden we al van hem geërfd; daar hoefden zijn schulden niet bij. De notaris bezwoer ons dat we niets uit zijn huis mochten halen.
Aan die regel hadden we ons meteen al niet gehouden want in zijn huis leefde nog poes Maria Magdalena. Veertien dagen voor mijn vaders dood waren we opgetrommeld. Mijn vaders familie hoopte dat wij, als kinderen, zijn glijpartij richting de dood konden keren. Nee, dus. We maakten wel kennis met zijn kat. Volgens mijn vader een allemanshoer. Maria Magdalene kwam bij ons en voor de zekerheid hernoemde Josien haar naar Emmeke; dat had Marieken van Nimweghen tenslotte ook gered.
Maar we lapten de notaris nog verder aan onze laars. Muziek vormde het lichtpuntje in mijn relatie met mijn vader en dat lichtpuntje liet ik mij niet afnemen. Zijn platen en zijn cd verzameling heb ik meegenomen. Ook zijn muziekinstallatie. Die ging naar mijn broer. Mijn zus wat schilderijen van zijn hand en verder niets. Het was een bijzonder goor karweitje om die spullen uit dat huis te halen. Huizen zoals het huis van mijn vader zie je vooral in freak-shows. Je kan je niet voorstellen hoe vies. Maar zijn muziek namen we dus mee.
Thuis bij mijn moeder werd Richard Wagner geassocieerd met Duitse Hoempapa muziek en antisemitisme. Geassocieerd met de foutste kant van de tweede wereldoorlog. Wagner was gewoon fout. Niet naar luisteren dus. Dat had ik meegekregen. Maar Wagner was wel aanwezig in mijn vaders verzameling. In onbeschadigde cassettes vond ik Lohengrin en Siegfried. De naald had het vinyl amper geraakt… De eerst tonen van Siegfried klonken… Ik was volkomen verkocht. Wat een muziek!
Ik heb nog vaak proberen te horen waarom deze muziek zo ‘typisch Duits’ gevonden werd terwijl Beethoven, toch ook een volbloed Duitser, dat etiket niet kreeg. Zijn muziek is zo heftig en subtiel tegelijk. En zo vernieuwend in zijn tijd. Ik weet niet wat ‘typisch Duitse’ muziek is. Als Wagner dat is, dan moet het een compliment zijn. Voor mij zit Wagner op een gelijk niveau met Beethoven en Mozart. Dat vond hij zelf trouwens ook. Wagner had geen last van bescheidenheid.