Ik ben nu tweeëntwintig jaar Richard Wagner-fan. Dat schreef ik gisteren. Mijn alcoholische vader overleed tweeëntwintig jaar geleden. Bij de notaris hadden we een akte getekend waarbij we de erfenis van mijn vader weigerde. Wij vreesden dat wij op moesten draaien voor de alimentatie die hij niet voor ons had betaald, bijvoorbeeld. We hadden mijn vader al veel gegeven en zelden wat gekregen. Daarom namen we, ondanks onze akte, zijn muziek mee. In die verzameling een cassette grammofoonplaten met Siegfried van Richard Wagner.
Het was de tijd van de walkman. Van de draagbare cassettespeler. De voorloper van de mp3-speler, zullen we maar zeggen. Ik zette de grammofoonplaten op cassettebandjes. Vanaf dat moment klonk immer Siegfried uit mijn walkman. Ik rookte nog sigaretjes in het computer- en rookkamertje en ik had onderwijl jochies op schoot. Vooral Sandor in die tijd. We programmeerden een rekenmachientje samen en ik was zijn held. En ondertussen speelde Wagner. Siegfried vloeide en donderde in dat kamertje. En Sandor wilde natuurlijk weten wat er gebeurde. Waarover zingen die mannen en die vrouwen? ‘Wie sah mijn Vater wohl aus? – Ha, gewiss wie ich selbst!’ zingt Siegfried en ik vertelde dat Siegfried in het bos zit te mijmeren over wie hij is en wat hij wil worden en dat Mime hem in het bos gebracht heeft om de draak te verslaan.
Als Fafners diepe bas klonk: ‘Trinken wollt’ ich: nun treff’ ich auch Frass!’ dan hoefde ik weinig meer uit te leggen. Van top tot teen gelukzalig stroomde het epische gevecht tussen held en draak door zijn tienjarige oortjes naar zijn brein. Hij voelde en zag de held in zichzelf die streed voor de goede zaak. Als het in die dagen had gekund dan had hij de gevechtsscene op eindeloos herhalen gezet….zo fantastisch vond hij dat. Ik ook, trouwens. Maar ik kon ook verschrikkelijk genieten van de liefdesduetten in de laatste akte. Dat hoefde van hem niet zo; gaf hem maar het gevecht met de draak.
En toen dachten Pierre Audi en de Nederlandse opera: Wat zullen we eens gaan spelen. En het werd de Ring des Nibelungen. Met natuurlijk Siegfried als derde opera in de reeks. Alleen al het idee dat we daar naartoe konden, maakten Sandor en mij al blij. Het was toen nog een rib uit mijn lijf, maar ik kocht twee kaartjes voor de zondagmatinee. Ik zie Sandor en mij nog staan in de foyer met onze meegenomen pakjes brood in een plastic tasje op die heerlijke zomerse dag. Sindsdien heb ik nauwelijks ooit meer zulke mooie plaatsen in de Stopera gehad. Op rij één op het eerste balkon een beetje aan de zijkant. Dertienjarige Sandor en ik konden alles zien. Vlakbij het bed waarop Mime ligt op het moment dat de opera begint. Vlak boven het aambeeld waarop Siegfried anderhalf uur later onder jubelend gezang zijn eigen zwaard smeedt. Daar dus!
En toen begon de opera. Het magische spel met de fantastische muziek. Ademloos genot. Zo verschrikkelijk mooi! Na vijf uur kwamen vader en zoon gelouterd uit de Stopera. Sandor hield het bij één Wagneropera; Siegfried. Bij hem moest er veel House, Acid en Rock naast. Bij mij paste er nog heel veel Wagner bij. Maar Siegfried zijn we beiden trouw gebleven. We zijn samen naar diverse uitvoeringen geweest in binnen- en buitenland. Maar de eerste uitvoering blijft toch de mooiste.
Bij nader inzien hebben Sandor en ik wel wat van mijn vader gekregen; Liefde voor Siegfried! Bedankt, pa!