In de oorlog heeft mijn moeder ondergedoken gezeten. Dat wist zij toen niet, want ze was veel te jong om zich dat te beseffen. Toen de oorlog afgelopen was, en haar moeder, mijn oma, haar kwam ophalen, moet haar wereld volkomen ingestort zijn. Alles wat was, was niet meer. Alles wat was, bleek anders. Haar onderduikouders zullen diep in hun hart gehoopt hebben dat ze bij hen zou opgroeien; ze waren zelf kinderloos, en de oorlog was meedogenloos voor joodse mensen. Maar mijn oma kwam terug uit Auschwitz en werd weer moeder. Mijn moeder werd weer dochter. Dat ging allemaal niet vanzelf.
Door een toeval ben ik op zoek geraakt naar de mensen bij wie mijn moeder ondergedoken zat. Mijn collega bleek uit de stad afkomstig waar mijn moeder ondergedoken had gezeten. We kwamen erachter dat zij gewerkt had voor het bedrijf waarvan de onderduikvader directeur was geweest. Op dat bedrijf liep ‘meneer Frits’ nog rond. Hij had nog ergens in het bedrijf een klein kamertje. ‘Meneer Frits’ gaf mij mijn naam. Zelfs mijn vader heeft moeten erkennen dat hij nauwelijks invloed kon uitoefenen op de naam van zijn oudste zoon; ik zou vernoemd worden naar de onderduikvader van mijn moeder. Als ik een meisje was geweest, had ik Christine geheten, naar de onderduikmoeder.
Mijn moeder vertelde vaak over de eerste jaren van haar leven. Over de enorme weelde. Onvoorstelbaar voor ons. Voor ons was de situatie zo anders. De eerste acht jaar van mijn leven waren wij samen met mijn alcoholzuchtige vader die geen baantje kon volhouden. Dat was pure armoede. Toen hij weg was, kreeg mijn moeder bijstand. Ook niet echt een vetpot. Maar dan vertelde ze over de oorlog toen zij als kind bij oom Frits en tante Tine woonde. De enorme rijkdom. Altijd een dienstmeisje over de vloer. Een gigantisch huis met een enorme tuin. Ze vertelde over de zondagse bezoekjes aan de arbeiders aan de hand van tante Tine. Over het bidden voor het slapen. Het bezoek aan de kerk waar oom Frits ouderling was. Over hoe verschrikkelijk dankbaar iedereen moest zijn voor het werk dat oom Frits en tante Tine gedaan hadden, ondanks het christendom.
Na de oorlog was het contact snel verminderd tussen mijn moeder en haar onderduikouders. Toch zijn wij een keer bij ze op bezoek geweest. En…de verhalen van mijn moeder klopte; die mensen waren steenrijk. De dienstmeid (inmiddels niet meer voor vierentwintig uur, want dat was overdreven) serveerde taartjes in de serre. Met limonade. Wij keken onze ogen uit! En in de tuin wees oom Frits ons aan tot waar de tuin liep….onvoorstelbaar voor ons als stadskinderen die driehoog woonden.
Ik ben op zoek gegaan naar het echte verhaal over oom Frits en tante Tine. Op internet heb ik een boekje gevonden van zijn hand…antiquarisch. Ik hoop zo dat ik het te pakken krijg. Het zal vast iets gaan onthullen, denk ik, dat boekje!
Pas kortgeleden ben ik de enorme dilemma’s gaan zien waar de betrokkenen toen mee te maken hadden. Mateloos interessant!